Het dragen van een mondkap is een teken van altruïsme, aldus de Vlaamse epidemioloog Pierre Van Damme. Een uitstekend uitgangspunt in de huidige tijd, zo lijkt me. In Frankrijk is het dragen van een mondkap in winkels om die reden verplicht: het geeft een niet te onderschatten psychologisch signaal af dat recht doet aan het principe je naasten lief te hebben zoals je jezelf liefhebt.

Maar zoals altijd weet de dagelijkse praktijk wel raad met de romantiek van de goede intenties. Voor de brildrager wordt de meest eenvoudige supermarché een labyrint.

Als ik door mijn mond ademde rook ik dat ik dat laatste stuk knoflookworst beter had laten staan en als ik door mijn neus ademde besloegen mijn brilglazen waardoor ik als een ongeleid botsautootje langs de schappen manoeuvreerde.

Franse brildragers hadden geen last van de mondkapnevel. Op het nonchalante af wogen zij fruit af, overlegden zij met buurtgenoten de prijs van de prei en accepteerden zij allen zonder misbaar hun positie bij de kassa. Het was mij een raadsel.

Ik had intussen alle standen van het mondkapje uitgeprobeerd, maar niets werkte. Of ik stikte de dievenmoord of mijn oren liepen paars aan (“volgens mij zit het mondkapje bij jou te strak hoor Mar”) of ik zag gewoon geen reet.

Bij de laatste boodschappen in supermarché E. Leclerc in Limoux liep ik een kartonnen reclamezuil van BIC potloden omver om vervolgens een gebochelde bejaarde Franse dame aan te stoten wier douche overduidelijk defect was.

‘Oh ce n’est pas grave’, antwoordde de vrouw allervriendelijkst op mijn excuses. In mijn mondkapje vermengde haar lijflucht zich met de geur van de knoflookworst.

Ik lachte zo altruïstisch mogelijk. Als een boer in de mondkapnevel.

 

 

 

-