Ik was in diepe concentratie aan het schrijven. De deurbel haalde mij uit mijn bubbel. Met een gezicht in onweersstand deed ik de deur open.

Het was de buurvrouw. Ze had een briefje in haar postbus gevonden. Van Postpuntennel. Of dat van ons was. Zij had zelf niets besteld.

‘Ik weet van niets’, antwoordde ik, ‘misschien mijn vrouw. Maar die is niet thuis.’

Ondertussen dwaalden de ogen van de buurvrouw steeds naar beneden af. Iets leidde haar af, dat was duidelijk.

‘Misschien een verrassing van uw kinderen?’, vroeg ze met een afkeurend gezicht terwijl ze onafgebroken naar mijn tepels staarde.

‘Zou kunnen’, zei ik in een poging oogcontact met haar te krijgen. Ik glimlachte overdreven vriendelijk om mijn goede wil te tonen.

‘Nou… fijne Hemelvaart nog.’

‘Ja u ook’, stamelde ik terwijl ik haar zag wegstrompelen. Ik deed de deur dicht, rook aan mijn oksels, voelde met duim en wijsvinger aan de binnenkant van mijn neusvleugels en wreef over mijn haar.

Niets.

Pas toen ik een uur later voor de spiegel stond zag ik waarom zij mij vol ongenoegen had aangekeken.

Het was mijn t-shirt.

Inderdaad een cadeautje van mijn dochters, zij het van jaren geleden.

 

 

 

-