26 augustus 2019
Ik deed mee aan een ploegentijdrit in Zuidland, het wielerdorp van Asterix en Obelix waar iedereen die een fiets ruikt bespottelijk hard kan fietsen.
De tijd van de derde man zou tellen.
In ronde 1 verloren we Fabian. Zijn tong hing als een plak ham uit zijn mond. Zijn hoofd gloeide als een brandweersirene.
In ronde 2 reed Arjan vol door tegen de wind in. Mijn hartslag tikte de 188 aan. Ik hoestte droge lucht. Mijn lippen waren van zand.
In de bocht van de Velgerdijkscheweg en de Drogendijk stond Chantal Blaak ons aan te moedigen. Met haar zus. Ik had het idee dat we heel hard reden, totdat ik haar filmpje op Instagram terugkeek.
Chantal als onze supporter maakte de omgedraaide wereld waarin ik graag verkeer compleet.
In ronde 3 schreeuwde wegkapitein Lars dat ik links moest fietsen. Ik rochelde mijn eigen adem. Mijn maag kromp ineen. Mijn borstbeen kraakte. Zwarte vlekjes trokken door mijn gezichtsveld als in een computerspelletje uit de jaren tachtig.
Ik moest door. Arjan en Lars waren gek geworden. ‘VOLL’N BAK!’, schreeuwde Lars terwijl we de achtertuin van Arthur Farenhout passeerden. Mensen dronken bier onder parassols. Mijn naam werd geroepen. En er werd gelachen.
We kwamen over de finish. Met een tijd van 25:39 en een gemiddelde van 40 kilometer per uur werden we 23e van de 30 deelnemende ploegen.
‘Zwaar he jongen?’, vroeg mevrouw Farenhout in de tuin terwijl we bier dronken.
Ik kon haar niet antwoorden omdat er braaksel in mijn huig vastzat.
(Fotocredits @arjan_ave_sportfoto Arjan van Essen)