‘Next!’

De Koning zuchtte uit verveling. Ook deze ochtend had de een na de andere artiest zich als troonopvolger gemeld om zijn erfenis te claimen, maar geen enkele voldeed. De tijd drong, de noodzaak steeg. De Koning voelde zich niet goed. Het was maandag 15 augustus 1977.

Het was altijd wel iets. Dan ontbrak er iets aan de podiumuitstraling, dan weer aan de stem (heel vaak de stem), dan aan de sexappeal, dan weer aan de dramatiek.
Of er was juist sprake van overdaad: al die lui die zich kleedden als hij, die zelfs zijn bakkebaarden over hadden genomen, zijn accent, zijn haardracht, zijn lach, zijn eetgewoontes.

De volledige en totale overgave voor de muziek, die ontbrak structureel.

Er werd geklopt op de deur.

‘Yo! Hij is open!’, riep de Koning met zijn rug naar de deur gekeerd. Hij had zijn bureaustoel gedraaid naar de raamkant van zijn werkkamer in Memphis. Hij geeuwde. Het regende buiten. Hij neuriede de melodie van Early Morning Rain. Het nummer werd hem ooit, in deze zelfde werkkamer, voorgezongen door die maffe Canadees wiens naam hem maar niet kon bijblijven. De lucht van oud bier en tabak steeg uit zijn spijkerjasje toen hij de Koning een hand gaf en zich voorstelde als…Gordon Lightfoot! Dat was hem ja! Gordon fucking Lightfoot….

Lightfoot was te bescheiden om zich als nieuwe Koning aan te bieden. Hij was slechts langs gekomen om Early Morning Rain te laten horen. Hij had het voorgespeeld op zijn akoestische gitaar. Het was een geweldig lied dat de Koning op zeker op de setlist zou zetten voor het Aloha from Hawaii Concert.

‘Hmm… hello? Sir, ‘xcuse me?’

De Koning draaide zich om. Dat wil zeggen, met zijn voeten gaf hij een tikkie tegen het raamkozijn waardoor zijn stoel draaide van het uitzicht op de tuin van zijn landgoed Graceland naar het interieur van zijn werkkamer. Tegen het decor van wandkasten, volgepakt met boeken, bladmuziek, tapes en elpees, stond een klein mannetje met een wat gebogen rug. Hij was gekleed in zwartlederen motorjack. Zijn haar zat wild en warrig als een knot wol waar een jonge kat mee had gespeeld. Daardoor had het mannetje meer van Jerry Lee weg dan van de Koning.

De Koning lachte bij de gedachte aan zijn compleet gestoorde generatiegenoot. Hij had minimaal evenveel talent als hij, maar zijn losbandige karakter had een hemelsbrede doorbraak in de weg gestaan.

‘Middag….ga zitten….’

Het mannetje ging zitten en gniffelde nerveus.

‘Wat is er zo grappig vriend?’, vroeg De Koning een tikkie verwonderd.

‘Niets niets…ik moet ineens denken aan een voorval jaren geleden…’

‘Vertel.’

‘Toen was ik hier ook. Met mijn beste maat. We probeerden over het hekwerk van uw landgoed te klimmen, maar we werden gepakt…’

Het mannetje leek zich nu, met terugwerkende kracht, gezeten tegenover de Koning, wat te generen voor die onbezonnen daad van toen. Het was nochtans altijd een leuke anekdote geweest op het podium en in de kleedkamer ten overstaan van zijn bandleden.

‘Hahaha!’, lachte de Koning uitbundig. Het deed zelfs zijn beste vrienden en bandleden nog altijd schrikken, die plotselinge lachbuien. Het mannetje zag daarin een teken van herkenning.

‘Mooi verhaal. Ga zitten.’

‘Eh, ik zit al.’

‘Ja ja ja ja, hahaha. Alsof ik dat niet zie.’

Het mannetje staarde in het gezwollen gezicht van de Koning. Het was onvoorstelbaar dat Hij ooit (wat heet, niet eens zó lang geleden) de grootste womanizer allertijden was. Het mannetje kon zijn ogen niet afhouden van de boterhammen pindakaas en banaan die op een bord voor de Koning waren gestapeld.

De Koning nam een hap en sprak met volle mond:

‘Vertel.’

‘Smakelijk.’

‘Dank je.’

De Koning nam tijdens het kauwen een flinke slok cola en liet daarna een ferme boer. Er kwamen wat etensresten op een papier terecht waarop hij met een typemachine enkele woorden had getikt. My Way had hij er met balpen boven geschreven.

‘Zo. Waar was je gebleven?’

‘Ik was nog niet begonnen.’

‘Nee nee hahahaha. Alsof ik dat niet wist hahaha. Vertel nou man.’

‘Nou. Ik ben 28 jaar geleden geboren in New Jersey. Ik heb twee, nee drie elpees gemaakt. De laatste twee jaar geleden. Het heeft me haast bankroet gemaakt, dat album. Stapelgek werd ik ervan. Het zat in mijn hoofd, alles! De melodielijnen. Teksten. Het geluid. Een wall of sound wilde ik. Maar ik…’

Het mannetje sprak rap en nerveus, alsof hij door de duvel werd achterna gezeten.

De Koning was moe. Intens moe. En geeuwde.

‘Ga door.’

‘Ik voel me een gevangene.’

‘Pardon?’

‘Een gevangene van de muziek. Zo sluit ik ook al mijn concerten af. Met die hartenkreet. Dat ik een gevangene van de Rock & Roll ben.’

De Koning richtte zich op en staarde recht in de ogen van het mannetje. Hij vond herkenning, het mannetje voelde erkenning.

‘Vertel nog eens.’

‘Pardon?’

‘Over dat bezoek. Aan Graceland.’

‘Nou ik ging dus met m’n maat die ook in mijn band sp…’

‘Nee! Waarom! Het waarom wil ik weten. Geen bullshit!’

De Koning was gaan staan nadat hij hard op het tafelblad van zijn bureau had geslagen. De stapel boterhammen was gevallen. De stukjes banaan met pindakaas waren half over de openingsregels van My Way (“And now the end is near and so I f….”) terecht gekomen.

‘Ik heb niet veel tijd meer…zie je dat dan niet?’, vroeg de Koning op een nu veel rustiger toon.

‘Ik ben een gevangene! Dat zei ik u al. Daarom kwam ik toen en daarom ben ik er nu. Het lijkt soms alsof er een duivel in me zit. Die moet er uit. En dan ga ik rennen. Rennen, rennen, rennen. Het lijkt soms wel alsof ik daarvoor geboren ben. Ik wil eruit. Ik wil de wereld veroveren. Ik wil het publiek overwinnen….opjagen!’

‘Als een jachthond zeker?’

‘Ja! Precies! Als een jachthond ja!’

‘Stop maar mijn zoon. Ik weet genoeg. Jij bent de duivel in vermomming. Zeg maar eens. Hoe heet je eigenlijk?’

‘Mijn bijnaam is de Baas. Zo noemen ze me’, zei het mannetje een tikkie beschaamd.

‘Hahaha de Baas. We hadden al de Moordenaar. De Koning. De Grote O. Het Kleine Witte Wonder. De Stem…’

Bij De Stem keek de Koning weer op het blaadje voor hem. Verdomd, die zogenaamde ‘Baas’ had hetzelfde New Jersey accent als de Stem.

‘De Baas dus….de Baas….de Baas…geweldig….jij mannetje…jij bent de nieuwe Koning….ik heb niet lang meer te leven….dat ziet iedereen….dat ziet zelfs een blinde als Ray hahahaha….iemand moet mijn erfenis overnemen…..jij….jij bent het….ik voel het…maar zeg me eens…..hoe heet de toekomst van de Rock & Roll eigenlijk?’

Het mannetje keek naar de handen van de Koning. Hij had niet eens gemerkt dat hij inmiddels zelf ook was gaan staan. Recht tegenover elkaar stonden ze nu. De Koning en de Baas hielden elkaars handen vast.

‘De name is Bruce, Sir….Bruce Springsteen.’

 

 

Eén dag later, op dinsdag 16 augustus 1977 (vandaag precies 40 jaar geleden), stierf Elvis Aron Presley op 42-jarige leeftijd aan een hartstilstand.

God zegene zijn muziek en die van zijn troonopvolger.

 

 

 

-