“The cure of the pain
Is the pain”

– Gretchen Peters

 

Een halve finalewedstrijd van je favoriete voetbalclub beleven met zeven gebroken ribben, ik geef het je doen, laat staan mijzelf. Om het allemaal nog dramatischer te maken, speelt je favoriete voetbalclub dan ook nog eens tegen je andere favoriete voetbalclub. Dat heb je als je moeder een Française is en je vader Rotterdammer. Je wordt heel je leven heen en weer geslingerd tussen huis en haard, hart en hoofd.

Kortom, het moest zo zijn:

Deze en vorige week speelden de twee mooiste clubs ter wereld tegen elkaar, in alles elkaars gelijke. Feyenoord en Olympique, Rotterdam en Marseille. Twee havensteden die zich met hun zelf verklaarde status aparte onafhankelijk wanen, twee clubs die beide op te boksen hebben tegen hun twee hoofdstedelijke (en ook succesvollere) rivalen. Twee clubs die hun bloedfanatieke aanhang ver buiten hun beider stadsgrenzen kennen. Twee clubs die ondanks en niet dankzij het voetbal aanbeden worden.

Zelfs de beide clubmotto’s lijken op elkaar. In een vrije vertaling kan “Hand in Hand” gemakkelijk worden geïnterpreteerd als “Droit au But” (recht op de goal af) en vice versa.

Feyenoord-Olympique was voor mij dan ook een natte droom halve finale tussen twee broeders wier strijd deed denken aan het verhaal van Kaïn en Abel in Genesis 4. Aan die Bijbelse broederstrijd dacht ik toen mijn held Lutsharel Geertruida voor aanvang van beide halve finales met zijn wijsvingers met gesloten ogen richting de hemel wees. Reden te meer om nooit een dak te willen in De Kuip: we moeten contact blijven houden met onze voorvaderen en voormoederen.

Helden hebben we nodig om licht en lucht te verschaffen in de troosteloze tunnel die leven heet. Lutsharel Geertruida (Lutsha voor intimi) heeft alles in zich om een stille held te zijn, in ieder geval de mijne. In alle stilte schonk God hem benen, voeten en een hart om namens hem te laten spreken.

Lutsha’s heldendom heeft in de kern niet veel met zijn spel an sich te maken: er lopen technisch vaardigere spelers bij Feyenoord 1 rond, net zoals er betere zangers zijn dan Bob Dylan terwijl ik toch niemand liever dan Bob Dylan hoor zingen.

Nee Lutsha is ook niet mijn held vanwege zijn nooit aflatende inzet, noch om zijn vaak onbezonnen aanvallende impulsen, noch vanwege zijn scorend vermogen (voor een rechtsback). Het heeft alles te maken met zijn anti-heldendom, met zijn verwoestende blik waarin tegelijk wereldvrede huisvest, met zijn vreemde baardgroei in de hals, met zijn naar boven wijzende vingers bij het betreden van het veld en met zijn ongekende passie als hij (of een teamgenoot, dat maakt Lutsha niets uit) heeft gescoord. Anders dan onze voormalige aanvoerder hoeft Lutsha niet zo nodig het clublogo te kussen om van zijn liefde voor Feyenoord te getuigen.

Nee het is precies andersom: de club kust Lutsha.

Het kind van Varkenoord kent geen maniertjes, of het moet het Z-teken zijn dat hij televisiekijkend Nederland gunde toen hij zijn doelpunten tegen Fortuna eerder deze week vierde als verwijzing naar Zuid, het trotse stadsdeel waar Lutsha en ik beiden zijn opgegroeid.

Lutsha is de verbeelding van de pijn.

Het is een natuurlijk gegeven dat mensen pijn uit de weg gaan, maar Feyenoorders doen niet aan wetmatigheden. Wij zoeken de pijn juist op. Ieder weekend weer. Het is precies zoals Gretchen Peters zingt: the cure of the pain is the pain.

Ergens in de tweede helft van de bloedstollende tweede halve finale tussen Feyenoord en Olympique in een overkokend Stade Vélodrome ontstond een opstootje tussen Lutsha en de Braziliaanse international Gerson Santos da Silva, roepnaam Gerson.

Tot dan toe was ik -voor mijn doen- rustig gebleven. Normaliter schreeuw ik bij iedere wedstrijd het behang van de muren waarbij ik alleen de vloeken-met-ziektes vermijd. Voor de rest kent mijn blinde drift geen grenzen. Het leverde mij onlangs de treffende bijnaam Huiskamer Hooligan op van schoonzoon Jeremy.

Maar mijn zeven gebroken ribben, drie weken hiervoor opgelopen tijdens een trainingsrit op de racefiets, beletten mij om volledig uit mijn plaat te gaan. De mix van pijn, paracetamol en morfine had mij veroordeeld tot één mummieachtige zitpositie op mijn bureaustoel op wieltjes. Vocale uitbarstingen waren en zijn uit ten boze en een kriebelhoest ga ik te lijf met een rits Smintjes die ik meteen mijn huig in flikker zodra ik ook maar iets van jeuk voel. Eén keer hoesten of niesen en je hebt het idee dat je alles opnieuw breekt en weer terug bij af bent.

Kortom, tijdens de broederstrijd tussen Feyenoord en Olympique bereikte mijn hartslag een hoogtepunt en leek het alsof mijn kop in een pan kokende tomatensoep was gedompeld. Ik hield me echter aan mijn eigen strenge wet- en regelgeving en zat al een tachtig minuten als een Boeddhabeeld voor de beeldbuis terwijl de kinderen zo veel schreeuwden dat de kat Gitan van paniek ergens in de donkerbruine gordijnen veiligheid en rust trachtte te vinden.

Tot het handgemeen tussen Lutsha en Gerson.

‘BLIJF STAAN LUTSHA!’, schreeuwde ik, ‘GEEN CENTIMETER WIJK JE!’

Tussen Lutsha en Gerson ontstond een face off, een serieuze, niet dat nep gedoe voor de bühne waar boksers en kickboksers patent op hebben. Dit was een echte.

‘GODVERDOMME BLIJF STAAN LUTSHA!’, schreeuwde ik nogmaals in hoofdletters. Voor die laatste godslasterende vloek werd ik meteen gestraft door de Lieve Heer zelve. Een venijnige pijnscheut trok door mijn borstkas, alsof ik gebroken glas moest verteren, alsof mijn ingewanden met een nijptang uit mijn borst werden getrokken. Tranen van gif sprongen in mijn ogen. Ik moest weer gaan zitten, ware het niet dat mijn hersenen niet berekend waren op deze plotselinge fysieke manoeuvre waardoor er een tweede pijnscheut volgde die mij voor een korte tijd de adem ontnam. Iemand stak een mes in mijn rug, waarin alle pijn en teleurstellingen van de afgelopen drie jaar in meer dan figuurlijke zin tot uiting kwamen.

The cure of the pain is the pain.

En Lutsha blééf staan. Er kon nog geen haar tussen zijn neus en die van de hautaine Gerson die acht dagen geleden nog nooit van Lutsharel Geertruida zal hebben gehoord, noch zal hij bekend zijn geweest met diens onverzettelijkheid die in het DNA van Zuid verankerd ligt. Zweet gutste van Lutsha’s woeste tot-hier-en-niet-verder kop. Hij snoof door zijn opengesperde neusgaten als een roofdier, ontsteeg tijd en plaats en keek Gerson aan met de doordringende blik van een overwinnaar. Op dat moment waren de rollen van Kaïn en Abel duidelijk.

Na het eindsignaal vlogen de kinderen bij elkaar in de armen. Ergens tussen hun hossende lichamen moet Anita zich hebben bevonden. De stem van de commentator sloeg over. Op televisie zag ik Lutsha in tranen uitbarsten. Ik hield het niet meer. Door de pijn kon ik mij niet ontladen. Het weerhield mij ervan te staan, te schreeuwen, te juichen, te zingen, waardoor ik mij solidair wist met mijn stille held Lutsha.

Geen diepere liefde dan pijn en dus huilde ik met Lutsha mee, want the cure of the pain is the pain en huilen is douchen van binnen.

Leve Feyenoord 1.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-