“Psst…Mukuru!….pssst!”

Er wordt aan zijn broze arm getrokken. Hij wil niet wakker worden.

“Mukuru!”

Onder licht protest wordt hij wakker. Hij ziet niets of wil niets zien.

“Mukuru, het is Kerst!”

Mukura Habi zit in kleermakershouding in zijn hut. Hij staart voor zich uit. Witte mensen dragen een tafel naar binnen. Ze spreken in een vreemde taal. Op de tafel staat een televisie. De witte mensen kijken blij. Mukuru voelt een nat washandje over zich gezicht. Bij zijn ogen doet het pijn. Het opgedroogde traanvocht heeft zich in korsten genesteld in zijn ooghoeken. Van de witte mensen moet het schoon.

Op zijn schoot legt men zijn zoontje Wanjiru. Mukuru laat het gebeuren. Alsof hij zelf in een andere ruimte en Wanjiru niet van hem is.

Op het scherm verschijnt een witte man achter een grijs apparaat. Over zijn oren zitten twee zwarte kappen. Grappig. De witte man ziet er goed uit, maar toch kijkt hij niet blij. Een beetje verdrietig zelfs. Voordat Mukuru het beseft verschijnt een volgend blank persoon. Een man of vrouw, dat kan hij niet zien. Oranje haar. Het lijkt op een man met een vrouwenstem. Mukuru staart onbewogen naar het scherm.

Naast hem zit een Tsjadische man gehurkt. Hij ruikt lekker. Hij vertaalt, in het Tsjadisch, wat de witte mensen op het scherm zingen.

Dat heeft Mukuru zelf pas later door. Zijn ogen zien te veel om zich te kunnen concentreren op de woorden. Hij ziet nu een witte man met vrouwenhaar. Deze man met vrouwenhaar kijkt ook al zo moeilijk.

De concentratie voor de tekst wordt ook nog eens bemoeilijkt door Wanjiru die voortdurend huilt. De Tsjadische vertaler gebiedt een witte mevrouw Wanjiru weg te halen maar dat laat Mukuru niet zomaar gebeuren. Hij houdt zijn zoontje wat steviger vast. Het gezwollen buikje van Wanjiru schuurt langs de arm van Mukuru. Ook dit gevecht verliest hij. De witte vrouw is een stuk krachtiger.

Door dit oponthoud wordt het beeld stil gezet. Mukuru Habi moet toegeven zelf ook wat rustiger te worden zonder het geschreeuw van Wanjiru.

Boven het hoofd van Mukuru schijnt een lamp. Hierdoor is het nog heter in de hut. Vlak voor hem staat een kleine zwetende witte man met een camera. Daarnaast een hele dunne man met een paal in zijn hand. Aan de paal hangt een snoer. Zijn haar zit in een staartje. Dat ziet er grappig uit. Hij heeft dezelfde zwarte kappen op zijn hoofd als die zingende witte mijnheer van zojuist.

Eén dikke man geeft steeds commando’s. Hij doet Mukuru denken aan de oorlog. Hij heeft een enorme witte baard. Op zijn stompe neus rust een brilletje. Iedereen luistert naar hem.

De tweede start. Een tel stilte. De dikke witte mijnheer met de witte baard schreeuwt iets.

Door de rust kan Mukuru de Tsjadische vertaler nu een stuk beter verstaan.

It’s Christmas time
There’s no need to be afraid

“Het is Kerst, we hoeven niet bang te zijn”, zegt de vertaler.

At Christmas time, we let in light and we banish shade

“Als het Kerst is, doen we de lampjes aan en verbannen we duisternis.”

De Tsjadische tolk vertaalt met passie. Hij denkt aan de twee jaar dat hij in Parijs heeft gestudeerd. Antropologie. Zelf heeft hij Kerst twee keer meegemaakt. Hij sliep bij zijn oom op de vloer, vlakbij Saint-Denis, noord Parijs. Soms, om wat geld bij te verdienen, trok hij Arabische mannen af in een parkje bij hem in de buurt. Daarna rende hij zo hard als hij kon totdat hij buiten adem was. Soms kotste hij. Dan ging hij met de metro weer naar huis. Lijn vier. Of twaalf.

And in our world of plenty we can spread a smile of joy

Throw your arms around the world at Christmas time

“En in onze wereld van overvloed, kunnen we de wereld laten lachen

Omarm de hele wereld tijdens Kerstmis”

De witte mensen in de hut kijken Mukuru doordringend aan. Ze zoeken naar een reactie. Een teken van leven. Op het afgestompte gezicht van Mukuru. Buiten blaft een hond.

De muziek krijgt wat meer ritme. Dat staat Mukuru wel aan. Het komt hem wat natuurlijker over dan het ritme dat die zwetende witte mijnheer met die stokjes in zijn handen zojuist liet horen. Dat kwam niet eens in de buurt van ritme.

But say a prayer – pray for the other ones

At Christmas time it’s hard, but when you’re having fun

“Maar als je bidt, bid ook voor een ander

Met Kerst, ’t is moeilijk, maar als je zelf plezier hebt…”

Het woord Noël is het enige woord dat de tolk niet kan vertalen in het Tsjadisch. Hij houdt het maar bij het Frans. Het valt alleen op omdat Noël juist het enige woord is dat hij niet kent. De tolk voelt zich betrokken bij Mukuru. Mukuru Habi voelt niets.

There’s a world outside your window

And it’s a world of dreaded fear

Where the only water flowing is

the bitter sting of tears

“Er is nog een wereld buiten de jouwe

Een wereld vol doodsangst

Het enige water dat er stroomt

Is dat van de bittere tranen”

Mukuru weet niet meer wat tranen zijn, noch hoe ze voelen. Sinds zijn vrouw Habé was overleden, en God weet wanneer dat was, had hij niet meer gehuild. Hij accepteerde haar overlijden als een gegeven. Zoals ook een boom dood kan gaan. Of een kip. Die avond lag hij in bed. Aan zijn mondhoeken kleefde nog wat rijst. Hij dacht voor een laatste keer aan Habé. Aan haar borsten die al lang geen borsten meer waren.

And the Christmas bells that ring there

are the clanging chimes of doom

“En de Kerstbellen die er luiden

Zijn de bellen van de ondergang”

Ooit had Mukuru in zijn leven de bel horen luiden. Op school, nog voor de oorlog. Zijn meester, mijnheer Jumu, een grote man met een nog grotere bril, luidde hem altijd als het spelen over was. Mukuru kuste Habé stiekem op haar mond. Zij kietelde hem aan het kruis. Het eerste kwartier van de les leerde Mukuru rekenen en taal met een kloppende lul.

Well tonight thank God it’s them instead of you!

“Vanavond, God dank, zijn zij het en jij een keer niet!”

De witte mensen kijken hem allemaal hoopvol aan. Helemaal nadat deze witte man met lang donker haar heeft gezongen voelt Mukuru dat hij iets moet doen, moet zeggen, moet voelen. Maar hoe hard de witte man ook staat te zingen, er gebeurt helemaal niets bij Mukuru. Niets. Hij voelt alleen de gloeiende hitte van de lamp. Hij voelt de vliegen rondom zijn mond. De tolk houdt zich niet bezig met vliegen vangen. Daar heeft hij niet voor gestudeerd in Frankrijk.

And there won’t be snow in Africa this Christmas time

“Er zal ook deze Kerst in Afrika geen sneeuw zijn.”

Mukuru had ooit een foto gezien van sneeuw. Die had een witte man hem ooit laten zien. Hij had die man vriendelijk gevonden. Hij kon niet met hem spreken maar toch voelde hij vertrouwen. Om zijn nek droeg hij altijd een kruis. Zijn stem klonk zacht. Vaak deed hij zijn handen op Mukuru’s hoofd en dan brabbelde hij iets. Als een tovenaar. Hij noemde hem De Sneeuwman, zo’n indruk hadden de man en de foto op Mukuru gemaakt. Op een ochtend was hij er plotseling niet meer.

The greatest gift they’ll get this year is life

“Het grootste geschenk dat ze dit jaar krijgen is leven.”

Verdomd. Hij merkt dat Wanjiru weer op zijn schoot ligt. Wanjiru slaapt niet, maar huilt gelukkig ook niet meer. Wat is-ie dun. Was Wanjiru maar dood. Naar Habé toe. Dit is niets.  Mukuru haalt de vliegen bij Wanjiru’s mond niet weg. Zinloos.

Where nothing ever grows

No rain nor rivers flow

Do They Know It’s Christmas Time at all?

“Waar niets ooit wil groeien

Waar geen regen of rivier wil vloeien

Weten ze eigenlijk wel dat het Kerstmis is?

Noël. Daar viel het woord weer. De tolk vraagt het hem letterlijk en direct. Hij heeft Mukuru bij de schouders genomen. De tolk heeft zelfs tranen in zijn ogen. Weet je niet dat het Kerst is, Mukuru? Mukuru! Het is Kerst godverdomme! De tolk denkt aan de kathedraal van Saint Denis. Hij was er één keer geweest. Eén keer. Alleen. Voor het kruisbeeld knielde hij en huilde zo hard dat politie-inzet nodig was om hem de kerk uit te zetten.

Ondertussen zingt een heel koor door. Alle witte mensen begroeten elkaar. Eindelijk kijken ze vrolijk. Sommigen krabbelen iets in boekjes van blije witte meisjes.

Feed the world

Let them know it’s Christmas Time again

“Voed de wereld

Laat hen weten dat het Kerst is!”

De tolk houdt Mukuru nu tegen zijn borst aan. Hij voelt weer de onmacht, de woede en de pijn van Saint Denis. De politiecel. De vernietigende blik van zijn oom. De onmiddellijke terugkeer naar Tsjaad. De half afgeronde studie. De vernedering.

Mukuru wordt haast fijn gedrukt door de tolk. Wanjiru wordt naast hem vast gehouden door een witte vrouw. De camera staat pal voor hen.

“Mukuru…c’est Noël….c’est Noël…”, stamelt de tolk, half brakend, totdat de regisseur met de grijswitte baard in die bespottelijke rode jas ingrijpt….

“Aaaaaand…..CUT!”

Er klinkt applaus in de hut.

 

 

Slotcijfers:

 1 jong kind                  sterft elke 6 seconden aan ondervoeding

11 kinderen               elke minuut

600 kinderen              elk uur

15.000 kinderen          elke dag

5.6 miljoen kinderen  elk jaar

Volgens de laatste cijfers van de Wereld Gezondheidorganisatie (WHO) zijn er wereldwijd 1,6 miljard volwassenen met overgewicht en lijden er minstens 400 miljoen volwassenen aan obesitas.

 

Nawoord:

Alle personen in dit kerstverhaal zijn fictief. Het is de schrijver onbekend of ze op enige waarheid zijn berust.

 

 

 

 

 

 

-