“And someday in the mist of time
When they ask you if you knew me
Remember that
You were a friend of mine”
Alan Parsons Project – Old and Wise
‘Een sympathieke vent. Sociaal. Sportief. Nuchter. Prima biertje drinken met hem. Echt zo’n gedegen goede vent, je weet wel Mar.’
Natuurlijk weet ik welk type hij bedoelt. Het is namelijk alsof hij zichzelf beschrijft. ‘Hij’ is Ad, mijn fietsvriend. Ad spreekt over zijn maat Peter, Peet of Peet van H. zoals Ad hem omschrijft. ‘Hier kijk maar’. Ik heb geen idee waarom ik moet zien dat Ad zijn maat en ex-zwager Peet als Peet van H. in zijn mobiel heeft opgeslagen.
‘Ja ik ziet het Ad. Mooi hoor.’
Ondertussen staart Ad naar buiten terwijl ik zeker weet dat buiten niets te zien is. De parking van zijn bedrijf. Een postbode op een fiets. En een wijkagent met overgewicht die een rondleiding geeft aan een ondefinieerbaar gezelschap dat in kleurloze miezerigheid niet onderdoet voor het weer vandaag.
‘Peet was getrouwd met mijn zus Josette. Ze leerden elkaar kennen rond 1980. Ik was vijftien. We gingen die zomer met zijn vieren naar het zwembad van de Albrandswaard. Josette, Peet dus, zijn broer Harry en ik. Ik was jaloers weet ik nog. Ik vond dat Peet mijn zus van me afpikte hahaha.’
Dat fenomeen herinner ik me toen míjn zus verkering kreeg. Ik zag mijn zus als mijn bezit. Als we naar school fietsten floten bouwvakkers haar na. Ik gaf ze, twee turven groot, verbaal op hun falie. En zij maar lachen vanaf de steigers.
De spreekwoordelijke bouwvakker van Ad heette dus Peet. Peet van H.
‘Ze trouwden rond 1984. Peet heeft altijd gewerkt bij Myosotis, een bloemenspeciaalzaak in Rhoon. Josette kwam er ook te werken. Ook na hun echtscheiding eind jaren negentig bleef ik contact met Peet houden. Ik kwam in zijn winkel, maar ik zag hem ook nog op verjaardagen en zo. We legden ook nog wel eens biljartje. Je kent dat wel.’
Ik ken dat wel, maar ik kan het niet. Daarom heb ik er een hekel aan. Biljarten, bowlen en op een MTB fiets door de modder sjezen. Vreselijke mannenhobby’s. Ik twijfel regelmatig aan mijn geaardheid.
‘Veel verdriet en onbegrip rondom die scheiding. Altijd klote natuurlijk. Het contact met mijn zus werd nadien echt in ere hersteld door mijn meiden, Nicky en Sanne. Daar ben ik heel blij om. Hier. Kijk.’
Ad laat foto’s zien van zijn fietsende tweeling, onlangs zestien geworden. Zijn ogen lopen vol. Jacques Herb zong het al jaren geleden, dat een man niet huilen mag en zo.
‘Ik huil makkelijk ja. Ik ben een heel sociaal mens. Ik kan niet tegen onrechtvaardigheid. Neem nou Peet…ik bedoel…’
Het gesprek stokt. Hij staart weer naar buiten terwijl ik naar de vier stralende ogen van zijn twee dochters kijk op Ads mobieltje waarop hij Peet heeft opgeslagen als Peet van H.
‘Het is toch geen crimineel, met dat Van H.?’, vroeg ik nog flauw, maar Ad had de grap terecht weggewuifd.
Buiten is niets te zien. Mijn auto. Ads auto. De postbode is weg. De wijkagent met het troosteloze groepje stervelingen ook.
‘Na mijn zus kreeg Peet contact met Gerdian, een fietster in hart en nieren. In 2006 nam zij voor het eerst deel aan de Alpe d’HuZes met Team Oostland uit Pijnacker. Gerdian gaf het fietsvirus door aan Peet.’
Ads ogen glijden voor het eerst dit gesprek niet naar buiten, maar naar zijn Raleighfiets, bouwjaar 1978. Weer beginnen zijn ogen te glimmen, zoals een jongen kan kijken naar zijn favoriete speelgoedauto. Ik besef ineens dat Ad, 51 jaar oud, kind is gebleven.
We staan op. Ziekelijk jaloers ben ik. Niet zozeer op deze fiets, maar op Ads handen. Hij heeft zich verdiept in de techniek van de fiets. Weet alle ins en outs. Mannen als Ad leven van vieze klauwen, oliedruppels en glimmende cranksets. Op de keper beschouwd houd ik alleen van fietsen. Als werkwoord. Hard en diep.
Ad knapte zijn oude Raleigh eigenhandig op nadat hij hem eerder had weggeven aan een vriend. Hij fietst sinds 1976 en fietste zelfs koersen bij de Hoekse Renners. In 1978 kocht hij deze Raleigh fiets. Een pronkstuk.
‘Het was de toptijd van het Nederlandse wielrennen. Die T-Raleighploeg van Peter Post. Raas. Knetemann. Kuiper. Joop. Wat een tijd.’
‘Je vergeet Peter Winnen en Johan van der Velde’, vul ik aan om hem daarmee met een valse knipoog te wijzen op het leeftijdsverschil tussen hem en mij. Vier jaar en een beetje.
‘Die ook ja hahaha. Jaren later dit juweeltje dus opgeknapt, ik naar Zuid-Limburg. Ongetraind. Ging voor geen meter natuurlijk. De fiets was zwaar, ik was té zwaar. Ik had jaren niet meer gefietst man. Ik was getrouwd, kinderen, mijn werk, huissie-boompie-beessie. Maar dat gevoel op die fiets man. Ik dus meteen een nieuwe fiets gekocht. Jeannette, mijn vrouw, en de meiden wilden er ook eentje. Zij gaan ook mee naar de Alpe, Mar. Nicky fietst mee. Sanne zou ook graag willen, maar zij heeft dit jaar examen dus kan zij minder trainen. Ze gaat mee als vrijwilligster. En Jeannette gaat ons supporteren.’
We staan bij een pracht racefiets die meer is dan een fiets, ‘t is meer een museumstuk. Het brengt de mannen terug naar de tijd van Radio Tour de France. Naar de liedjes van Julien Clerc en Michel Fugain en naar het commentaar vanaf de motor van Theo Koomen. Tijdens een demarrage van Henk Lubberding moest je je kop houden. Dan zat heel de familie ín de radio, ín Theo Koomen.
‘In februari van dit jaar belt ie me op, Peet. Ze hadden een melanoom gevonden in zijn lies. Foute boel. Ik was verbijsterd. Toen kwaad. Toen verdrietig. En toen weer verbijsterd. En dat ben ik eigenlijk nog.’
We staan nog altijd bij de Raleighfiets van Ad. Hij houdt het zadel vast. Het is doodstil op zijn kantoor. Beneden ratelen vingers over een toetsenbord.
‘Vlak voor zijn verjaardag op 30 juli kreeg hij te horen dat hij uitbehandeld was. Over and out. Dat was het. Zo vertelde hij het ook. Kort. Niet zeuren. Niet zielig doen. Nooit niet. Zijn verjaardag hebben we nog groots gevierd trouwens. Wat een wereldgozert is die Peet…’
We schijnen weer te zitten. Mijn tanden zitten klem in een broodje bal die Fiona, de sympathieke medewerkster van Ad, heeft gebracht. Met een glas melk. En een broodje ham. Daar zitten we. Te eten. Te praten. Over zijn zieke vriend.
‘Het is echt een goede fietser. Zette zich verdomme tot vijf keer toe zélf in voor Alpe d’HuZes met Team Oostland. Rijdt gewoon vijf keer die Alpe op. En nu wordt ie zelf getroffen. Snap jij het nog?’
Gelukkig verwacht Ad geen antwoord op deze hamvraag waar sinds 2006 Alpe d’HuZes om draait. Niemand snapt het. Toch ís die ziekte er. Als een irritant familielid die maar niet aan wil voelen dat ie gewoon moet opzouten. Omdat niemand hem moet.
‘Hij loopt bij het Anthony van Leeuwenhoek Ziekenhuis. In 020. Levensverlengend ja, maar natuurlijk ook voor verder onderzoek. Voor patiënten die nog zullen volgen. Niets doen is en blijft echt geen optie…toch?’
Ad slikt. Verdriet. Broodje bal. In die volgorde.
Zijn collega John Kammeraad (what’s in a name) en tevens mede-eigenaar van VBW Makelaars en Taxateurs te Hoogvliet, spreekt met iemand aan de telefoon. Er klinkt gelach. Gelukkig. De wereld draait gewoon door.
‘Hij volgt nu een kuur die redelijk lijkt aan te slaan. En vlak voor Kerst krijgt ie een tweede. En weet je. Hij wil zelf ook perse die puist op, dadelijk die eerste juni volgend jaar.’
Hij springt van de hak op de tak. Het verstand is in gevecht met het gevoel. Dezelfde strijd tussen hoofd en hart voerde zijn geweten toen hij vorige maand door Gerdian en Peet werd gevraagd om deel te nemen aan Team Peter dat een onderdeel zal vormen van het overkoepelende Team Oostland.
‘Ik twijfelde in eerste instantie. Ik durf niet zo goed campagne te voeren. Ik voel me soms zo’n bedelaar. Had jij daar nou geen last van toen jij meedeed?’
‘Nee Ad. He-le-maal niet. Sterker nog, ik irriteer me een beetje aan dat argument. Hoe kunnen mensen je opdringerig vinden als je geld vraagt voor zó’n nobel doel? Ik bedoel, het tragische van die kutziekte is toch júist dat iedereen wel íemand in zijn of haar omgeving kent die ook kanker heeft! Ben je dan een bedelaar? Kom op zeg!’
Ad glimlacht al ben ik er niet zeker van dat ik hem overtuigd heb. Het is de glimlach die ik herken van mijn docenten vroeger: de je-lult-maar-een-end-weg glimlach.
‘Nee nee, je hebt gelijk. Iemand die kanker heeft, heeft niet eens een keuze. Wij wel Mar. Niets doen is toch geen optie? Kijk ik wil er iets tegenover zetten dit jaar. Mijn verhaal, Peets verhaal, dat uit jouw schrijfhanden moet vloeien. Zodat mijn sponsoren weten welk persoonlijk verdriet schuil gaat achter mijn missie. En nóg iets….hier, wacht effe…’
Ad gaat door een stapeltje papieren en haalt er dan een A4-tje uit met een ontwerptekening van een fles shampoo.
‘Mooi toch? Die ga ik verkopen. Zaterdag. Op de kerstmarkt van Rhoon.’
‘Prachtig Ad hahaha.’
De ironie van de shampooflessen is te mooi om waar te zijn. Mijn ogen schieten naar de prachtige kale kop van Ad die als een glitterbol schittert onder de felle plafondlampen. Zijn schedel glimt zoals een bolletje ijs waarover de chef kok siroop heeft geschonken. Onwillekeurig denk ik aan de geliefde biljartballen van Peet…. kale Ad die shampooflessen voor Team Peter gaat verkopen. Wat een wereldidee.
‘Ik gá ervoor man. Zoals je weet heb ik al twee keer meegedaan. In 2014 en ’15. In die jaargangen heb ik drie keer Alpe d’Huez beklommen. Nu móeten het er vier worden. Dat is haalbaar. Dat voel ik.’
Hij kauwt snel de laatste hap van zijn broodje bal weg, alsof hij betrapt wordt.
‘Ja ik weet het’, zegt Ad met een lachend gezicht, ‘ik hóór je gewoon denken Spookrijdert. Ik zou dit eigenlijk niet moeten eten. Maar het is zo lekker man hahaha…’
Ik zit in de auto. Ad gaf bij de kapstok nog een kort resumé van Team Peter dat zal bestaan uit familieleden en vrienden als Ad. Wegcaptain wordt Gerdian. Bij het idee kreeg ik het vel van een kip.
Het verhaal van Ad, Peet en Gerdian zit nu al gebeiteld in mijn kop. Ik herken weer de woede die ik voelde tijdens mijn vorige drie deelnames aan Alpe d’HuZes. Daarna volgt het verdriet dat, als altijd, onderhuids komt te zitten. Je hoeft een kankerpatiënt niet persoonlijk te kennen om droefheid te voelen.
Die avond in bed glimlach ik de ironie van vandaag weg. Eerst om de shampooflessen en Ads kale bolus, vervolgens om het broodje bal dat in strijd is met alle harde trainingswetten die een Alpe d’HuZes missie voorschrijft en last but not least om de haast agressieve strijdvaardigheid van de goedlachse en overvriendelijke Ad.
‘Ik blijf een man van weinig woorden Marco. Ik ben geen prater. Een doener.’
Daarom luisterde ik tijdens het gesprek vooral naar zijn ogen. Zij straalden de vastbeslotenheid uit die nodig is om deze klus te klaren. Dat u het weet: Ad is op oorlogspad.
***
Ook mee met Ad op Oorlogspad?
Ondersteun dan zijn missie met een donatie op zijn Actiepagina!
Bezoek de Facebookpagina van Team Peter.
Liefdespad!
weer een verhaal uit het leven gegrepen, zo veel leed, zichtbaar en onzichtbaar. Het lijft pijn doen als je de verhalen leest over mensen die je niet kent, maar dat maakt niet uit. Het enige wat je kan doen is sponsoren, het enige middel om eens die nare ziekte te kunnen bedwingen.