Lees hier deel 5 Sunshine Of Your Love (zomer 1989)

 

Eind juli 1989 vertrekken Bart en Raymond in diens blauwe Opel Kadett naar Spanje. ‘Kenteken RN 60 GT’, herinnert Michel zich nog, omdat de duivel in het detail ligt.

Bart: ‘We reden om en om. Als een speer door België en Frankrijk. We reden 180 tot 200 kilometer per uur. Volle bak. Mijn huwelijk was naar de kloten, ik moest eruit. Ik voelde de vrijheid tot in mijn vingertoppen. Bij Camping SABANEL in Blanes zetten we de tent op. In Café De Klomp kwamen we alle bekenden weer tegen. De groep Brabo’s. Andere Hollanders. Wij meteen aan de pils. Patat en kip eten. Een week lang volgden we dat patroon: ontbijt, bier, zon, peuk, patat, bier, kip, zonnetje onder, bier. Tot die fameuze woensdag 7 augustus 1989.’

Het wordt voor een moment stil in de huiskamer van Bart. We weten wat er gaat komen, maar we houden onze adem in. Alsof je hoopt dat het allemaal slechts een nachtmerrie bleek.

‘Raymond wordt wakker naast me in de tent en ligt te rollen van pijn in zijn lijer. Ik schrok me de tering weet ik nog. Het was zeven uur ‘s ochtends. Echt, hij crepeerde van de pijn. Ik zag natuurlijk meteen dat dit iets méér was dan een verkeerd nootje of dat éne biertje te veel. Om een uur of negen heb ik Raymond naar een klein hospitaal in Blanes gebracht. Hij moest er ter observatie blijven.’

Op dat moment vier ik vakantie met Richard. We staan op de camping bij Richards ouders. In Blanes. Op dezelfde woensdagavond 7 augustus 1989 bel ik naar huis en krijg ik Ed aan de lijn:

‘Mar! Waar zit jij?’

‘In Blanes. Op de camping bij Ries z’n ouders. Waarom?’

‘In Blanes? Wáánzinnig! Je raadt nooit wie daar nu ook zijn? Raymond en Bart! Dat wordt zuipen met die gasten! Die móet je opzoeken man!’

Ik hang de telefoon op en kan mijn geluk niet op. Ries en ik duiken Blanes in en gaan alle kroegen, cafés, restaurants, terrassen, hotels, appartementen en campings af om ze te vinden, niet wetende dat Raymond op dat moment voor zijn leven aan het vechten is in een ziekenhuis in Barcelona.

Ed: ‘Michel was die avond bij mij thuis om bandjes op te nemen. Ik had al mijn elpees nog op alfabet gelegd, weet ik nog. Biertje erbij en lekker lullen over muziek. Totdat de telefoon ging. Bart. Met de vraag of Mies bij mij was. Hij had slecht nieuws.’

Michel: “Was ik bij Ed thuis? Echt ik weet het niet meer man. Sorry. Het is een zwart gat. Zwarter dan zwart.’

Peet: ’Michel belde mij dat Raymond in het ziekenhuis lag. Ik schrok me de pleuris natuurlijk. Niemand wist wát er precies aan de hand was.’

Ries en ik gaan die avond terug naar de camping en zuipen ons klem aan rode wijn en bier. We sparen de lege flesjes op bij een boom op onze kampeerplek. ’s Morgens bakt Ries zijn moeder eieren voor ons. Met spek. Zoals iedere ochtend. De campingeigenaar waarschuwt Ries’ vader om ons van de camping te gooien als we het fust niet onmiddellijk weggooien.

Bart: ‘”Ik ga toch niet dood?”, vroeg Raymond een me toen ik hem achterliet in dat ziekenhuis. “Nee man”, zei ik, “ik kom je morgen weer halen.” Dat waren de laatste woorden die ik met hem heb gesproken. De volgende ochtend ging ik vol goede moed naar het ziekenhuis in Blanes. Daar kreeg ik doodleuk te horen dat Raymond was overgeplaatst naar een ander ziekenhuis in Barcelona. In Blanes konden ze niets meer voor hem doen. In het ziekenhuis in Barcelona vroeg ik naar Raymond Blom en waarom hij naar Barcelona was overgebracht, maar niemand kon me helpen. Toen lag ie al aan de zuurstof. Ik heb de hele dag aan zijn bed gezeten. De volgende dag was Raymond zijn kamer leeg. In de eerste instantie bezorgde me dat enige blijdschap want Raymond was uit bed. Ik dus naar de receptie met de vraag waar Raymond Blom was. Raymond was overleden kreeg ik te horen. Het licht ging uit, de grond zakte weg onder mijn voeten. Ik moest het ziekenhuis verlaten zonder afscheid van mijn maat te nemen, zonder te vragen en te weten wie hij is of was. Ook werd er niet om een legitimatie of ziektekostenverzekering gevraagd. Voor mijn gevoel werd ik het ziekenhuis uit gepleurd in een soort van black-out modus.’

Teruggekomen op de camping flitst er van alles door Barts hoofd. Wat gebeurt er met Raymond? Wie moet ik bellen? Hij denkt aan Raymonds moeder, maar hij moet zijn kop erbij houden. De tranen biggelen over zijn wangen.

Bart belt Raymonds moeder die op dat moment op de camping verblijft in Oostvoorne bij haar zus Greet en zwager Joop, de ouders van Ronald. Bart kan zich niet meer voor de geest halen hoe dat gesprek verliep. De reactie van Raymonds moeder valt uiteraard te voorspellen.

Ronald zegt hierover: ‘Haar wereld stortte in. Ze was echt totáál van de kaart. Mijn vader heeft vrijwel alles moeten regelen. Ook de repatriëring vanuit Spanje ja. Pas later begreep ik dat Raymond naakt is vervoerd. Op een bedje van stro of zoiets. Als kindje Jezus. Bizar allemaal.’

Peet: ‘Michel belde me. “Raymond is dood.” Ik was thuis, ik weet het nog goed. Met mijn zus Jannie en mijn ouders. Je snápt het gewoon niet. Precies in een vakantie dat Michel en ik er niet bij waren. Ik was verslagen en zat vol ongeloof. Dit kón niet. Ik was mijn beste vriend verloren.’

Michel: ‘Er heerste gewoon chaos. Je wist niets. Alleen dat Bart daar was. En dat Tante Stien, Ome Joop en Tante Greet onderweg waren naar Spanje.’

Ed: ‘Ik weet nog wel dat Michel mij belde. Ik dacht dat ik gek werd. Je had nog geen mobiele telefoons dus je had eigenlijk totaal geen informatie. Was het een ongeluk? Was ie ziek?’

Dennis: “Bij ons thuis was het epicentrum. Opa Jansen belde. Ik nam op. Hij wilde zijn dochter Fran, mijn moeder dus, spreken. Maar ik hoorde al meteen aan zijn stem: foute boel. Ik vóelde dat het Raymond was. Echt waar. Gek he…’

Op vrijdag 9 augustus gaat de telefoon in de hotelkamer van Ronald en Reinier die op dat moment vakantie vieren in Gran Canaria. Het is Jan, de broer van Ronald:

‘”Ronald”, zegt ie, “Raymond is dood. We hebben twee tickets voor jullie geboekt. Morgen vliegen jullie naar huis.” Ik hing op en geloofde het niet, dus ik zeg tegen Rein “ik denk dat mijn vader dood is. Anders had híj me wel gebeld. En ik denk dat Raymond heeft gezegd “zeg maar dat ik dood ben, want Ronald wordt gek als hij hoort dat zijn vader dood is.” Ik geloofde het gewoon niet. Reiniers vader was een jaar daarvoor overleden. Rein had het moeilijk die avond. We zijn vreselijk doorgezakt. Ik belandde nog in een vechtpartij, weet ik nog. Met die vent heb ik een uur later een biertje gedronken toen hij hoorde wat er was gebeurd. De taxichauffeur was die ochtend laaiend dat wij te laat waren. Ik was mijn bovenshirt kwijt maar ik had mijn koffers al ingepakt en ik was nog zo dronken als een tor. Zo gingen we de taxi in zo vlogen we businessclass terug: ik in mijn blote bast met een kegel van hier tot aan Jerusalem. Iedereen die ook maar een béétje raak keek, kon er een krijgen van me. Op Schiphol werden we opgehaald voor mijn broer en mijn zus. Ik vroeg waar pa en ma waren. “Naar Spanje met Tante Stien en Ome Hans”, zeiden ze en pas toen wist ik het zeker: niet mijn vader, maar Raymond was overleden…’

Dennis: ‘Op het moment dat we te horen kregen dat Raymond was gestorven werd het doodstil in huis. Onvoorstelbaar stil. Alles kwam op ons af. Het was een gekkenhuis. We hadden de tickets geregeld voor Ronald en Reinier. We zaten in een soort flow. Ik herinner me nog dat ik keelpijn had van het slikken. De emoties zaten letterlijk vast in mijn keel. Ik begreep het niet. Niemand begreep het.’

Vanuit Spanje bel ik nog een keer naar huis om te zeggen dat ik Raymond en Bart niet had gevonden. Ik krijg Ed aan de lijn. Hij komt amper uit zijn woorden. Ik snap niet waarom hij zo stottert. Ik noem hem een homo. Een mietje. Kom op man!

‘Mar. Ik moet je iets verschrikkelijks vertellen. Maar Raymond is dood.’

Bart: ‘Ik ben terug naar de camping gegaan. Ik stond er helemaal alleen voor. Ontredderd ja. Ik wilde met Raymonds auto terug naar Nederland rijden, maar dat mocht ik niet van de jongens in De Klomp. En van Ome Joop ook niet trouwens. Ze vonden het onverantwoord. Ben ik met de bus in mijn eentje teruggegaan van Blanes naar Eindhoven. Wat een tering end is dat. Ik was helemaal verrot en verdoofd. Onderweg praatte ik met niemand. Van Eindhoven heb ik de trein naar Rotterdam gepakt. Ondertussen was Raymonds moeder Stien naar Spanje afgereisd met haar tweelingzus Greet en Ome Joop, de ouders van Ronald. En met Hans, de partner van Tante Stien. En ze namen het mij kwalijk.’

Ronald: ‘Dat weet ik nog wel ja. Mensen zoeken een zondebok. Dit had natuurlijk niets met Bart te maken, maar ja Tante Stien was in totale paniek.’

Bart: ‘Ik ben alle verjaardagen daarna netjes afgegaan. Ik heb ze nooit ontlopen en heb de eer aan mezelf gehouden. Ik vond hun verwijt natuurlijk niet terecht, maar ik wilde er over praten. Ik heb wat gevloekt en gehuild die dagen, dat mag je best weten. Wat deed dat pijn.’

Ronald: ‘Bart heeft zich keurig gedragen, echt waar. Momenteel zijn de gemoederen weer tot bedaren gekomen. Zes jaar geleden is mijn moeder Greet overleden en mijn Tante Stien heeft tijdens de Kerst van 2018 een beroerte gehad. Ze woont nu in een verpleeghuis in Zwijndrecht. Ze is 89 jaar oud. Ik ga zo meteen naar haar toe.’

Ronald kan zich niet bewust herinneren dat hij ooit bewust gehuild heeft. Heel zijn leven al niet. Hij verwerkt teleurstellingen, verdriet en gemis alleen:

‘Ongeloof. Niet eens woede. Maar ongeloof. Ik zat in dienst en moest snel weer terug naar de kazerne in Arnhem. Zat ik daar in mijn uppie met het gemis van Raymond. Mijn ouders waren er ook helemaal kapot van. Mijn vader was de voogd over Raymond dus het voelde alsof hij een zoon had verloren.’

Bart: ‘Ik was een broer verloren, een vertrouwenspersoon. Raymond was de mooiste mens die ik ooit ben tegengekomen.’

 

 

 

Lees hier deel 7 Into The Mystic (woensdag 15 augustus 1989)

 

 

-