Lees hier deel 7 Into the Mystic (woensdag 15 augustus 1989)

 

Doodsoorzaak

Raymond was, mede door de tragiek van zijn veel te vroeg overleden vader, als de dood voor de dokter. De operatie die zijn vader moest ondergaan werd omschreven als een routineklus maar de tienjarige Raymond zou zijn vader nooit meer levend zien met alle gevolgen van dien. Hij wantrouwde niet alleen de nieuwe partner van zijn moeder, maar misschien nog erger: hij had ook geen enkel vertrouwen in de medici en dus weigerde hij stelselmatig een dokter te bezoeken.

“Niets hebben” bij de tandarts was reden voor een feessie. Belde-ie Ed en mij op: ‘Elluf en zé-vèn-tien dat we ook VRRRRESELIJK iets gaan drinken ook ineens.’

Zowel Ronald, Peet, Bart als Ed herinneren zich de bizarre hoeveelheden cola die hij ’s avonds wegdronk:

‘Niet normaal meer. Hij móet iets van diabetes hebben gehad.’

Michel is wat minder stellig: ‘Ja zou kunnen maar ik geloof het niet. En maakt het wat uit? Hij is er niet meer en er is voor gekozen om geen autopsie te plegen.’

Ronald brengt opheldering als ik hem vraag wat nu eigenlijk de officiële doodsoorzaak is geweest:

‘Da’s heel duidelijk Mar. In Raymonds medisch rapport staat als doodsverklaring ten eerste “Roofbouw op lichaam” en ten tweede “overmatig alcoholgebruik”. Die combinatie heeft er uiteindelijk toe geleid dat zijn alvleesklier is geklapt.’

We zien Raymond nog zo zitten, vooral het laatste jaar: biertje, peukie en grappen vertellen. En tijdens die grappen, het bier en de ontelbare sigaretten boerde hij op. Constant. Dan hield ie eventjes in, lachte als Burt Reynolds, leunde hij wat naar voren met zijn ene ellenboog op zijn dijbeen en dan vervolgde hij zijn verhaal, meestal beginnend of eindigend met: “DAT HET OOK WEER VRRRRRESELIJK GEZELLIG IS VANDAAG. WIJ DACHTEN HET ZÉKER NIET!’

Dennis spreek als laatste hierover: ‘Vlak voordat hij op vakantie ging, kwamen we bijeen in Tante Stiens huisje in Oostvoorne. Ik weet nog dat hij zei dat hij “pijn in zijn flikker had” de laatste tijd. Mijn moeder zei nog dat ie naar de dokter moest gaan. “Ja dat doe ik wel als ik terugkom”, had ie geantwoord. Bizar he…’

 

Ouders

Waag het niet te beweren dat onze ouders ons niet gewaarschuwd hadden. Maar in hoeverre kunnen we het onze ouders kwalijk nemen dat zij niet voelden wat wij voelden als we in de kroeg stonden en Neil Youngs Powderfinder gedraaid werd.

“Look out, Mama,
there’s a white boat coming up the river”

Je had geen idee wat Neil ermee bedoelde, maar je voelde dat het Rock & Roll was. Rock & Roll was vergif dat ons op hol joeg. Pure magie die ik nu nóg voel als Neil inzet, zij het met een gewapend hart.

‘Mijn ouders maakten zich zeker zorgen’, zegt Peet als ik hem er dertig jaar later naar vraag, ‘maar ja… die dorst he…. die vrrrréselijke dorst…hahaha…’

‘Tante Stien, Raymonds moeder, wist van niets’, verklaart Ronald, ‘ze wist pas een goed jaar vóór zijn dood dat ie rookte. Maar dat stappen, dat feesten, al die alcohol die erdoorheen ging… nee dat heeft ie goed verborgen weten te houden.’

Michel: ’Mijn ouders wisten het wel, maar ze waren er wel OK mee. Weet je, ze verbleven ieder jaar zeker zes maanden in Oostvoorne, dus ik had de tijd van mijn leven. Als je maar oppaste. Ik was al vroeg gewend aan mijn vrijheid. Daarom ging ik op 23-jarige leeftijd in 1987 al op de Spangense Kade op mezelf wonen.

Mijn eigen ouders hadden er grote problemen mee. Niet met het stappen, maar met de excessen ervan. Op zondag belden mijn zus of ik naar de Spangense Kade of Ed lag te slapen, of ie veilig was, of ie er heelhuids was aangekomen. ’s Avonds aan tafel begon mijn vader te preken of bleef het ijzig stil aan tafel. Mijn zus en ik werden om die reden kort gehouden. Ik moest lange tijd om klokslag twaalf uur thuis zijn. Ik dronk zoveel mogelijk bier totdat Ries me rond kwart voor twaalf naar huis bracht. ‘Da’s niet normaal hoor Mar’, zei hij meer dan eens. Maar toen kende hij het drank- en stappatroon van zijn latere zwager nog niet.

‘Ik kreeg er grijs haar van’, zegt mijn moeder nu, ‘ik wist dat er veel gedronken werd. Túúrlijk. En dan dat rijden erbij. Ik deed geen oog dicht die periode. Pa vond het ook vreselijk. Maar ja, dan kwamen jullie thuis en als jullie dan verhalen begonnen te vertellen dan gebeurde het ook regelmatig dat jullie vader stiekem zat mee te genieten.’

 

Humor

Ik vraag iedereen wát in de kern de basis is geweest van de vriendschap die ons voor de rest van ons leven gevormd heeft.

‘De muziek en de humor’, is het eensluidende antwoord van Michel, Peter, Ronald, Bart en Ed, ‘maar uiteindelijk… eigenlijk gewoon de humor.’

We kregen hele treinen, terrassen, bussen, restaurants en cafés stil als we eenmaal op gang waren. Het was de dwarse stoerdoenerij, de directe brutaliteit, de bikkelharde zelfspot en de doorgedraaide ironie die ons op de been hield.

Iedereen met lange tenen werd de groep uit gepleurd.

 

Erfenis

Peet:

‘Op Raymonds 25e sterfdag ben ik met Alica en de kinderen terug naar Blanes gegaan. Alles was er natuurlijk veranderd, maar toch deed het me goed. Toen we op de boulevard een ijsje wilden eten werd ik ondergescheten door een meeuw. “Bedankt Blom!”, riep ik naar boven hahaha. Maar ik denk niet meer elke dag aan hem nee. Maar zo af en toe ineens. Niet te voorspellen zoiets. En bij de Nieuwjaarsborrel in Melief natuurlijk. Zijn foto staat wel op mijn nachtkastje.’

Michel:

‘Nee, zeker niet dagelijks. Ik heb een gezinnetje, een drukke baan, we hebben net een huis gekocht. Weet je, dingen gebeuren, je maakt van alles mee in je leven. Neem nou jouw vader. Maar we moeten door.’ Ik was onlangs in Blanes op de camping waar ik sinds de jaren ’70 met mijn ouders vakantie vierde en daarna natuurlijk met Peet en Raymond. Daar is de basis van onze eeuwige vriendschap gelegd. Nu was ik er met mijn gezin. Ik zat gisteravond voor de caravan toen ineens, toeval of niet, The Best Years of Our Lives van Steve Harley voorbij kwam. We draaiden dit nummer steevast… vooral de live uitvoering. Vanaf het refrein (“If I should die…“) ging de volumeknop omhoog. Toch bizar dat ik dit nu op zijn sterfgrond weer hoor. Ultieme nostalgie toch?

Ronald:

‘Ik mis hem vooral als ik met die kleine van mij, die trouwens Sam Raemon heet en dus naar Raymond is vernoemd, naar Feyenoord ga. Als we iets winnen, ik zeg áls hahaha, dan wijs ik altijd effe naar boven als ik in de Kuip ben. Die UEFA-Cup. Een KNVB-beker. Het kampioenschap van 2017.’

Bart:

‘Ik denk nog best vaak aan hem terug ja. Ik mis die gozer echt nog steeds. Zoveel mooie herinneringen. Vooral als ik Angie hoor. Van de Stones. Dat nummer associeer ik altijd met Raymond…’

Dennis:

‘Ik heb er veel over gesproken. Met Mies, Peet, Ronald en Bart. En met mijn ouders. Maar ook met vrienden van me uit, laat ik zeggen, de derde lijn. Dus die Raymond wel kenden, maar minder goed dan wij. Ik was er zó kapot van dat ik ben gaan drinken nadien. Echt veel en veel te veel. Dat dreigde toen een beetje uit de hand te lopen allemaal. Ik mis Ray nog iedere dag. Vooral in De Kuip, met de jongens. Toen Feyenoord kampioen werd in 2017. Of die UEFA cup in 2002. Of als we gaan stappen en dan zie ik ouwe verlopen muilen van Bart, Mies en Peet hahaha. Nee serieus pik, maar hij had er gewoon bij moeten zijn natuurlijk. Of bij zo’n Nieuwjaarsborrel. In Melief. Man man…’

Ook met Jeannette gaan we al een krappe dertig jaar om. Ze schrijft me:

‘Raymond en ik zijn ten opzichte van elkaar niet verder gekomen dan passanten. Hij was leuk, aantrekkelijk, vriendelijk, wat afstandelijk, een beetje mysterieus. Ik had hem erg graag beter leren kennen. Via de Vagabond  heb ik jullie allemaal leren kennen destijds. Mijn vaste voornemen -ik woonde net in Rotterdam- om een stamkroeg te vinden, mondde uit in een kennismaking met jullie. Mission completed! Dat was ook het doel, leuke mensen vinden en hopelijk vrienden maken. Drank is dan het bindmiddel. Door de hechte vriendschap die jullie hadden, werd ik deelgenoot van de gebeurtenissen. De concerten waar ik Raymond af en toe zag,  de Vagabond en de vakantie met Bart en zijn overlijden… het heeft een onverwoestbare indruk op me gemaakt destijds.
De hechte band die jullie hebben en de diepe vriendschap, onderling en nog steeds met Raymond, raakt me nog steeds. Echt geweldig! Respect daarvoor en respect voor Raymond en alles wat niet had mogen zijn…’

Ook Ed en ik denken nog vaak aan Raymond terug. De anekdotes die in dit epistel zijn opgenomen kunnen mijn dochters inmiddels uit hun hoofd. Het hoort een beetje bij ons erfgoed. In de muziek hebben wij ons –zoals gezegd- nauwelijks ontwikkeld dus iedere dag komt er wel een lied van Van Morrison, Mink Deville, Lou Reed, Jackson Browne of Neil Young voorbij, dus iedere dag denk je bewust en onbewust aan Raymond en aan die wilde staptijd.

Op 4 september 2002 trouwt Ronald met Miriam. Getuige is Raymonds moeder Stien Blom. Het is sinds het overlijden van Raymond dertien jaar geleden, de eerste keer dat ik Raymonds moeder en haar tweelingzus Greet, Ronalds moeder, weer zie. Ik heb het verhaal Herenliefde geschreven voor Ronald en Miriam. Het gaat over één van Feyenoords zeldzame overwinningen op Ajax, over de ontlading in de Kuip, over onze tomeloze liefde voor Feyenoord die resulteerde in een zoen op de bek van Ronald. In het verhaal haal ik ook het gemis van Raymond aan. Vlak na zijn dood schreef ik een lied voor hem dat ik samen met mijn neef Ronald Roos opnam. Het lied telt twaalf coupletten want Raymond was onze nummer 12. Ik heb het lied niet meer, het cassettebandje is ergens zoek geraakt, maar het refrein kan ik me nog zó voor de geest halen.

“Rock & Roll took your soul
It beat right through your heart and made you fall
Your innocence downtown
made you act just like a clown
But Rock & Roll took your soul”

Raymonds moeder had het verhaal Herenliefde gelezen en ze had mijn muzikale ode aan haar zoon gehoord. De jongens hadden de volledige tekst voor haar vertaald.
Op de bruiloft van Ronald en Miriam pakt ze mijn handen vast. Ze zegt niets. Haar kin trilt.

 

 

Toeschouwer

Ik was overal bij en ook weer niet. Ergens tussen 1985 en 1989 vond een kantelpunt in mijn leven plaats. Zeker tót 1985 was mijn broer mijn voorbeeld, mijn grote held. In alles. Ik ben vierenhalf jaar jonger dan mijn broer en zag gaandeweg dat ik hém meer in de gaten moest houden dan andersom. Dat verantwoordelijkheidsgevoel had onze vader er bij ons in gedrild.

Daardoor was ik erbij maar ook weer niet. Ik was altijd alert en oplettend. Tijdens het uitgaan, tijdens onze optredens, tijdens het bier drinken, tijdens het grappen maken, tijdens de serieuze gesprekken (ik ben altijd wat zwaarder op de hand geweest), tijdens de concerten, tijdens wedstrijden in De Kuip, zelfs tijdens Raymonds uitvaart.

Mijn oplettendheid voedde mijn fotografische geheugen en ze stelde mij ertoe in staat om dingen te zien (voor op te slaan) die anderen niet zagen of simpelweg over het hoofd zagen, omdat zij ín het moment zaten en daardoor meer en vooral dieper genoten dan ik.

Jazeker ik deed mee, maar altijd met een handrem. Het waren de strenge ogen van mijn vader, de bezorgdheid van mijn moeder en de bandeloosheid van mijn broer (en van onze vrienden) die ervoor zorgde dat ik me vaak toeschouwer voelde. Ik was erbij en kéék ernaar, in de meest letterlijke zin.

Als ik overvallen word door een aanval van melancholie, en dat gebeurt me nog al eens, denk ik vaak aan Before the Deluge (in goed Nederlands Voor de Zondvloed) van Jackson Browne:


“Some of them knew pleasure
And some of them knew pain
And for some of them it was only the moment that mattered
And on the brave and crazy wings of youth
They went flying around in the rain”

Het tweede deel van dit couplet slaat letterlijk op mijn broer Ed, de man die toen écht voor dat éne heilige moment leefde en anders niets:

“And their feathers, once so fine, grew torn and tattered
And in the end they traded their tired wings
For the resignation that living brings
And exchanged love’s bright and fragile glow
For the glitter and the rouge
And in a moment they were swept before the deluge”

Hoe raar het ook moge klinken, maar de impact van Raymonds dood was misschien nog wel het grootst bij onze Ed, ondanks het feit dat hij Raymond slechts vier jaar kende (1985-1989). In die vier jaar groeide er iets speciaals tussen de twee. In de zomer van 2019 heeft Ronald het ouderlijk huis van Raymond leeggehaald. Twee kaarten bleek Raymond te hebben bewaard: de laatste ansichtkaart uit Gran Canaria van Ronald en Reinier, en de laatste kerstkaart van Ed daterend uit de winter van 1988.

Toen Raymond stierf, stierf er iets in mijn broer. ‘Het wordt nooit meer zoals het was’, zei hij regelmatig. Dat wisten wij allemaal, maar wij accepteerden dit gegeven eenvoudiger. Zoals je aanvaardt dat het morgen kutweer wordt. Maar bij Ed was het vuur weg. Hij zou zich nooit meer tussen ons begeven bij concerten, uitjes, etentjes, cafébezoeken of bij de Nieuwjaarborrels.

En zo is er in 30 jaar tijd niets veranderd: ik sta op het punt om 50 te worden en 50 jaar lang heb ik het gevoel dat ik overal bij ben, maar nergens bij hoor.

Als een toeschouwer van mijn eigen leven.

 

Nieuwsjaarborrel

Sinds Raymonds overlijden komen we iedere éérste zaterdag van het nieuwe jaar bijeen in Melief Bender, de oudste kroeg van Rotterdam. God weet welk kapitaal we dáár door de jaren heen binnen hebben gebracht.

Met vele mensen uit dit verhaal is het contact verloren. Misschien leven ze nog, misschien zijn ze er niet meer. Maarten. Harry Nac. Rob-Rob (of Nek-Nek). Gekke André. Marja. Louis en met hen nog tientallen anderen wier gezichten en namen zijn vervaagd en zijn opgerookt door de tijd.

Maar wij kloppen ieder jaar nog op Bobs spreekwoordelijke deur van de hemelpoort: de deur van Melief Bender. En dan mág ik ze weer zien. Die koppen van toen en nu, met de steeds diepere groeven in hun gezichten, dezelfde lijnen die Peter Frampton zo fraai bezingt.

Sinds Raymonds dood zijn er vele nieuwe gezichten bijgekomen die er intussen ook alweer decennia lang bijzijn. We verloren ouders, veranderden van baan, vergooiden en roken kansen, neukten als konijnen, kregen kinderen die groter en groter werden en die al onze ouwe-lullen-verhalen tot vervelends toe moesten (en nog altijd móeten) aanhoren. Omdat het onze erfenis is, omdat onze gedeelde geschiedenis uiteindelijk aanzienlijk méér bleek dan de optelsom van grappen maken, bier drinken en muziek draaien.

‘Ik voel alleen maar liefde als we elkaar zien’, zegt Bart. Ik krijg er kippenvel van als ik nú zijn letterlijke woorden uittik.

Onze vriendschap was en is zo solide als graniet, zo plooibaar als Italiaans leer, zo zacht als fluweel, zo taai als onkruid, zo nodig als brood, zo kwetsbaar als een bloem, zo eerlijk als bloed, zo krachtig als de wind, zo zeker als de herinnering, zo vertrouwd als je huis, zo opwindend als seks, zo scherp als een spijker, zo onderhuids als een splinter, zo onverwoestbaar als onze wil, zo helder als water en zo meedogenloos als de dood.

Ieder jaar proosten we in Melief op Raymond en ieder jaar proosten we op onszelf, omdat wij er nog altijd zijn en omdat onze herinneringen de dood zal overleven. Al was het maar omdat dit verhaal, óns verhaal, steeds weer gelezen en verteld zal móeten worden.

Omdat we dat verdienen.

En omdat er altijd een morgen is.

 

“Everything dies baby that’s a fact
Maybe everything that dies someday comes back”

– Bruce Springsteen (Atlantic City)

 

***

 

Vergeving

Was u een van de slachtoffers van ons verbale aanwezigheid?

Vind dan troost in het antwoord dat wij kunnen lezen in Lukas 23:34:

“En Jezus zeide: ‘Vader, vergeef
het hun, want ze wisten niet wat
ze deden.”

 

Dankbetuiging

Ik heb dit verhaal met de grootst mogelijke zorgvuldigheid geschreven. Ik heb er bewust voor gekozen om geen selectie te maken in de anekdotes; ik koos voor de volledigheid om tot één document te komen, bestaande uit acht delen, dat een compleet beeld moge geven van Raymonds leven en van het ontstaan onze vriendengroep.

De aangehaalde anekdotes zijn vrijwel letterlijke transcripties van de gesprekken en (deels persoonlijke en deels telefonische) interviews die ik voerde met achtereenvolgens Bart, Ed, Peter, Michel, Ronald en Dennis die ik dan ook zeer veel dank verschuldigd ben. Zij hebben alle verhalen met een oplettend oog gelezen en wezen me regelmatig op onjuiste interpretaties, onvolkomenheden en/of onvolledigheden. Het was een heel karwei, dikwijls een labyrint, om alle interviews, aantekeningen, aanvullingen en opgenomen gesprekken tot één vloeiend en chronologisch kloppend verhaal te smeden, maar ik deed het met erg veel plezier. Het was een dankbare en eervolle taak die ik mezelf had opgelegd.

Dank voor het ophalen van de herinneringen, voor de foto’s, voor de openhartigheid en voor het vertrouwen.

Dank aan alle vrienden uit onze vriendengroep.

 

***

 

The Raymond Tapes:

 

 

Voor Raymond

 

 

 

 

-