Op donderdag 18 mei 2017 ontmoette ik, vier dagen na het kampioenschap van Feyenoord, Willem van Hanegem, de Grootste.

 

‘Mijn vader heet ook Willem, zeg ik plompverloren terwijl ik mijn tranen moet bedwingen op het moment dat ik mezelf hardop de naam van mijn vader en van mijn voetbalheld hoor uitspreken, ‘Mijn vader was eh…is een enorme fan van u.’

‘Nou….doet Willem dan maar de groetjes’, lacht Willem vriendelijk.

‘Doe ik. Namens mijn hele familie oprecht dank voor alles. Het was mij een enorme eer u te mogen ontmoeten.’

‘Bedankt,’ grijnst hij een tikkie verlegen.

Ik houd Willems hand vast. Voor mijn gevoel te lang, maar ik kán niet loslaten. Nog niet. Ik slik.

‘Mijn vader heeft Alzheimer.’

Het was eruit voordat ik er zelf erg in had.

‘…dat vind ik verschrikkelijk voor jullie…’, antwoordt Willem wiens lip bibbert.

Hij omhelst me.

Op de parkeerplaats van Orange Motors nabij de Waalhaven probeer ik tot mijzelf te komen. Ik heb met mijn ouders afgesproken. Ik start de motor en geef gas.

Door de speakers klinkt The Grass is Greener. Het is de genadeloosheid van de vrouw die, in de gedaante van Brenda Lee, de trekker overhaalt en alle dialogen met mijzelf doet verstommen.

Ik houd het niet vol.

Op de parking van de SHELL langs de A15 parkeer ik mijn auto. Het is vechten tegen de bierkaai die bestaat uit alle denkbare opgekropte gevoelens die het dagelijkse leven niet toestaat. De kampioenschapsemoties komen in al haar schakeringen en onderliggende kleurenscala’s tot volledige wasdom. Mijn hoofd rust op het stuur. Ik balanceer op het bekende dunne lijntje tussen droefenis en blijdschap dat melancholie heet. Feyenoord had geen jaar later kampioen moeten worden, want dan had mijn vader het niet langer meegekregen. Dat besef ontroert me nog het meest.

‘Pa, ik heb Willem van Hanegem ontmoet!’, zeg ik even later overenthousiast in de woonkamer van mijn ouders. Radio Rijnmond staat zachtjes op. Mijn vader is zojuist gewassen door mijn moeder. Zijn haar zit netjes. Helemaal klaar voor het feest der gewezen herkenning.

‘Wie?’

‘Willem! Willem van Hanegem! De Kromme!’

’Oh… l-leuk’, liegt mijn vader met onvaste stem. Op zijn schoot laat ik mijn mobieltje liggen met de foto van Willem en mij.

‘Kijk pa. Willem en ik. Vanochtend. Feyenoord is kampioen. En ik heb Willem mogen ontmoeten.’

‘…’

‘Godverredomme’, zeg ik tegen mijn moeder als ik haar in de keuken met vier kussen begroet.

‘Nou…. ook goedemorgen… wat is er aan de hand?’

‘Pa herkent Willem van Hanegem niet ma… godverdomme…juist dit wilde ik zo graag met hem delen …’

Mijn moeder schenkt koffie in. Door de vitrage tussen de keuken en de woonkamer kijken we naar het silhouet van mijn vader. Daar zit ie. In zijn lekker stoel. Vier dagen na het kampioenschap dat hij alweer vergeten is. Hij gaat nog altijd huilen als we Hand in Hand Kameraden samen zingen, maar het zijn dezelfde tranen als wanneer Feyenoord vijfde, tweede of dertiende wordt.

Ook voor een Alzheimerpatiënt is de liefde voor Feyenoord onafhankelijk van de stand op de ranglijst.

‘Waar ligt dat ene boek ma? Van zoveel jaar Willem? Dat pa toen kreeg voor zijn verjaardag?’

De zoektocht naar het bewuste boek wordt een zaak van leven of dood. Mijn vroegere jongenskamer is één grote puinhoop, veroorzaakt door een op handen zijnde verhuizing waar mijn vader niets van af weet. De grote opruiming is achter zijn rug al in volle gang gezet.

Even later is het boek gevonden.

‘Hier, kijk eens pa! Willem! De Kromme! Kijk!’

Naast iedere fotopagina houd ik mijn mobieltje, in de ijdele hoop dat hij onze voetbalheld herkent. Willem in zwartwit. Willem in oranje. Willem in roodwit. Ons roodwit. Maar al tijden huizen duivelse geesten in zijn hoofd en ze roven precíes datgene wat hij altijd zo liefhad: zijn verleden.

‘Godverdomme niks. He-le-maal niks…. Hoe is het mogelijk…. tering ziekte!’, vloek ik andermaal.

Mijn moeder en ik zitten zwijgend aan de keukentafel. De koffie is koud geworden. Ze ziet bleek en is afgevallen. Mijn vader zit alleen in de woonkamer. In zijn lekkere stoel. Met het fotoboek van Willem op schoot.

‘Marco… kijk nou…’, zegt mijn moeder ineens. Ze wijst naar de woonkamer.

Door de vitrages heen staren we naar mijn vader die zijn eigen tegenlicht geworden is. Zijn schouders schokken. Zijn voorhoofd houdt hij vast tussen duim en wijsvinger van zijn linkerhand.

‘…Willem…’, horen mijn moeder en ik hem snikken vanuit de woonkamer. Pas dan valt me op dat ze vrijwel dezelfde overhemden droegen vandaag, Willem en Willem…

 

 

 

-