Ter gelegenheid van de 83e verjaardag van De Kuip d.d. 27-03-2020. Dit verhaal gaat over de laatste keer dat wij met onze vader de Kuip bezochten.

***


Rotterdam, 5 januari 2018 (’s morgens)

 

‘Edwin en Marco nemen je mee vandaag’, zei mijn moeder die schrok van de portee van haar woorden, ‘echt een mannendag.’

De leugen was geboren.

Haar stem klonk schoor en laag. Ze deed de rits van mijn vaders jas dicht, ik zette zijn platte pet op zijn hoofd en mijn broer deed zijn shawl om.

‘Kom. We gaan.’

Mijn moeder zwaaide ons uit op de galerij. Mijn vader zag niet dat ze huilde.

‘We gaan naar de hoeren pa, hahaha’, zei mijn broer in een poging met een grap de valkuil te omzeilen.

Ik keerde me om naar mijn moeder en drukte mijn mondhoeken met twee wijsvingers omhoog.

‘Keep on smiling moeder…’

In de auto had ik de afspeellijst Frans Favoriet opgezet. We reden langs De Kuip. Jean Ferrat zong over Les Saisons. De wetenschap dat mijn vader nooit meer naar huis zou terugkeren ontnam ons de adem. Zijn hele leven was mijn vader op geen enkele leugen te betrappen geweest en juist vandaag, vrijdag 5 januari 2018, was de leugen het vervoersmiddel om hem het verzorghuis in te krijgen.

‘Wie speelt hier pa?’

Mijn vader wist het antwoord niet.

‘Kom, we gaan hier een bakkie doen.’

Voor het Maasgebouw gingen we op de foto. Mijn vader mompelde woorden als mooi, nooit en altijd. Aan de hand van mijn broer besteeg hij de trap.

Een jonge man en vrouw zaten achter de balie en zeiden ons vriendelijk gedag. Wij zetten mijn vader voor een levensgrote foto waarop Ove Kindvall en Rinus Israël de wereldcup omhoog hielden. In de Brasserie dronken we koffie. We praatten over Coen Moulijn. Wim van Hanegem. Wim Jansen. Dirk Kuyt. Iedere naam herhaalde mijn vader met een grote glimlach, zoals je doet als je een ingewikkelde som hebt opgelost.

‘Nooit’, mompelde mijn vader die het niet erg vond dat enkele koekkruimels op zijn broek vielen.  ‘Gedacht’, voegde hij eraan toe.

In mijn rechterooghoek zag ik hoe mijn broer mijn vader hielp zijn jas aan te trekken. Achter hen zat een oma met haar twee kleinkinderen een gebakje te eten. Ze glimlachte. Een gezin met twee jonge kinderen stond op. Schuivende stoelen op een stroeve vloer. Het zoontje dronk snel zijn flesje cola leeg.

‘Gaat het een beetje?’, vroeg de barkeeper terwijl hij mij het wisselgeld overhandigde en naar mijn broer keek die mijn vaders shawl vastknoopte.

‘Het gaat, dank je.’

‘Nooit g’dacht…’, zei mijn vader met een zachte glimlach maar met het effect van een hakbijl.

‘Een echte Feyenoorder zo te zien, jullie vader?’

‘Ja nou. Hij heeft Alzheimer. Dit zal de laatste keer zijn dat hij in De Kuip is. We brengen hem dadelijk naar een zorginstelling en hij weet zelf van niets.’

Er viel een stilte.

‘Jeetje….wat een verhaal. Willen jullie misschien het stadion in? Het veld zien?’

‘Meen je dat nou? Als dat zou kunnen…wat een verrassing.’

Ik liep naar mijn vader en broer.

‘Pa, we hebben een verrassing voor je. Kom maar eens mee.’

Via de glazen loopbrug van het Maasgebouw liepen we naar een business unit die niet zomaar een unit was. Ik herkende het meteen. De unit van Hennie Huigen, een 24 karaatsman van dezelfde bloedgroep: Feyenoorder tot het bot en Springsteen fan voor het leven.

De barkeeper opende de glazen deur die de unit scheidde van het veld. Ons veld.

‘Ge-wel-dig…’, murmelde mijn vader, ‘nooit g’dacht…al-tijd…’

De barkeeper vroeg of hij misschien een foto van ons drieën moest maken. Toen ik hem mijn iPhone overhandigde vroeg ik naar zijn naam.

‘Max.’

‘Max hoe?’

‘Max de Wit’.

‘Je bent een vreselijke held Max de Wit dat je dit voor ons doet, je snapt niet half hoe…’

De rest van de zin slikte ik weg. Ik had me voorgenomen vandaag zo hard als graniet te zijn. Sterk blijven, dat doen Hendriksen graag ongevraagd.

We stonden in de bestuurskamer. We zetten onze vader voor een muur waarop tal van prominenten uit het Feyenoord verleden te zien waren. Op een brede lederen bank lieten we ons door Max fotograferen. Mijn vader zag er trots uit. Trots op Feyenoord. Op De Kuip. Op zijn zoons. Even trots als de portretten van de voorzitters van Feyenoord die achter ons op de witte muur hingen.

‘Nooit…g’dacht…’

Mijn tong woog 61 kilo. Mijn tandvlees voelde uitgewoond. Ik wilde iemand uitbenen, het liefst mijzelf.

Bij het verlaten van de bestuurskamer keken we met zijn drieën naar de woorden die op een blinde bruine muur te lezen waren. Voor mijn vader waren het geen woorden maar letters. Losse letters die voor hem een alles behalve logisch geheel vormden.

‘Wat staat er pa?’

‘Eén?’

‘Nee Geen.’

‘Woor…?’

‘Woorden. Geen Woorden Maa…’

‘Maar?’

‘Maar Daden!’

Toen begonnen we zachtjes te zingen. Max de Wit glimlachte. Mijn broer en ik hielden aan weerszijden de zachte kantoorhanden van mijn vader vast. Hand in hand. Als kameraden. In een kerkdienst.

‘Geen Woo-orden Maar Da-aaden…leve Feyenoord Eén…’

‘Gezellig he pa? Zo’n dagje met je zoons weg?’

‘Altijd. Nooit.’

En toen kwam de mist.

 

FOTOGALERIJ

 

Voor onze lieve vader Wim Hendriks (4 april 1940 – 30 mei 2019) 

 

 

-