Maandag 11 april. Breuer! Breuer!

Niet alleen Danny & Bertje hebben er genoeg van. Zelf ben ik ook wel klaar met het steeds maar weer uitstellen van het onvermijdelijke. Vanavond moet het gebeuren want de komende uitwedstrijden in Volendam en Maastricht zijn mij te ver weg. Naar vóóre verdomme.

We spelen tegen Jong 020, een puik stukje competitievervalsing waarbij regelmatig spelers uit het eerste komen opdraven. Het voordeel van zo’n ‘Jong’ elftal is wel, dat er geen supporters meekomen. Het uitvak is dan ook ter beschikking gesteld aan de Spartanen waar door het Kasteel voor de zoveelste keer op rij tot de nok toe gevuld is. Je zou bijna gaan denken dat men expres kansen mist om het kampioensfeest uit te stellen en zo de wedstrijdinkomsten te maximaliseren.

De sfeer zit er vanaf minuut één goed in en Sparta laat de knulletjes van Ajax alle hoeken van het veld zien. Je ziet aan het spel dat er voor de Amsterdammers niets te winnen valt; ze kunnen heus wel voetballen maar de passie ontbreekt. Alleen Daley Sinkgraven speelt een aardige partij en keeper Onana. Victor Fischer, voorheen toch een vaste waarde in het eerste, speelt als een krant, en Zivkovic, het strak gecoiffeerde spitstalent, is de hele wedstrijd onzichtbaar.

Als na acht minuten de 1-0 valt ontploft het Kasteel voor de eerste maal. Virtueel zijn we er, alleen moeten we die 82 minuten nog volspelen. Sparta speelt eindelijk weer goed en de Spartanen rondom zingen zo hartstochtelijk mee dat er zelfs galm ontstaat. Toch laat de 2-0 lang op zich wachten, te lang blijkt, als Sinkgraven met een geweldig afstandsschot rond de 70ste minuut gelijk maakt. Het zal toch godverdomme niet weer op een gelijkspel uitdraaien? Dat we 5 punten nodig hebben en er dan elke wedstrijd niet meer dan één halen?

De Spartanen schakelen een tandje bij. Zowel op het veld als op de tribune. Dit laten we niet gebeuren. Kampioen worden doen we vandaag of helemaal niet. De 82ste minuut. Een vrije trap vlakbij het strafschopgebied van de Amsterdammers. Sanusi poeiert de bal op de lat, ook Verhaar weet met een geplaatste schuiver de keeper niet te verschalken, maar de oplettende verdediger en aanvoerder Breuer knalt hem snoeihard binnen voordat de verdediging van Ajax hem weg kan werken. De drie belangrijkste spelers van Sparta maken samen het belangrijkste doelpunt van het jaar.

Als ik dat moment terugkijk maakt mijn hart nog steeds een sprongetje en schieten er weer tranen in mijn ogen. Springende, juichende, schreeuwende, huilende Spartanen op de tribune, Breuer die wordt bedolven onder een kluwen spelers, de anders zo stoïcijnse Alex Pastoor met beide armen in de lucht – dit gaan we niet meer weggeven. Als twee minuten later MacDonald na een prachtige uitbraak de 3-1 de rechterhoek in krult is de ontlading compleet. Eindelijk durven de Spartanen voluit ‘Kampioenen Olé Olé’ te zingen, na een maand vol billenknijpwedstrijden laten de heren zien dat ze het scoren nog niet verleerd zijn. De hele ellende van zes jaar bivakkeren in de kelder van het betaald voetbal komt eruit, het kerkhof vol trainers, spelers die niet brachten waarvoor ze gehaald waren, het tenenkrommende voetbal bij tijd en wijle, die nacompetitiewedstrijden waar we in de laatste minuut toch nog uitgeschakeld werden – we zingen, schreeuwen en hossen het eruit.

Rond de 90ste minuut probeert de stadionspeaker de supporters nog te manen niet direct het veld op te stormen, maar als het laatste fluitsignaal dan daadwerkelijk klinkt staat in een mum van tijd het hele veld vol juichende, dansende en zingende Spartanen, als uitgelaten koeien die na een winter in de stal voor het eerst de wei in mogen. Wildvreemden vallen elkaar in de armen, piepjong en stokoud staat met roodwitte sjaals te zwaaien, ik zie spelers die op de schouders worden gehesen en zelfs oom agent host vrolijk mee.

Bij de Kasteeltribune zal de schaal dan eindelijk door Danny & Bertje worden uitgedeeld. Het duo is niet populair, zeker niet bij de Spartanen nadat toenmalig technisch directeur Blind de club al bij het eerste telefoontje uit Amsterdam in de steek liet, en wordt vooral geduld omdat ze de schaal – de Graal – met zich meetorsen. Liever had ik Van Gaal gezien, die in zijn tijd als trainer bij AZ op het Kasteel gewoon de Spartamars meezong.

Het duurt eventjes voor men de uitzinnige supporters zo ver heeft dat ze plaats willen maken voor een podium. Voor de wedstrijd zag je al mensen op het dak bij de Kasteeltribune enige zaken installeren, maar blijkbaar moet er nog meer opgebouwd worden. Dan begint het aftellen. Rode en witte lichten beschijnen beurtelings de zwarte doek die voor het tribunevak hangt, vanaf het dak spuwt vuur de lucht in, de muziek bouwt de spanning op. Dan barst de muziek los: vuurwerk knalt, het doek valt en daar staan ze: de helden die dit seizoen boven elke verwachting gepresteerd hebben. En uiteraard gaat het hossen gewoon door. Alle spelers krijgen een medaille, ik hoor namen die ik nog nooit gehoord heb, waarna Breuer eindelijk de schaal in ontvangst kan nemen en het kampioenschap officieel een feit is. De spelers mogen ieder nog wat in de microfoon brullen en er komt zelfs carnavalsmuziek aan te pas. Het maakt niet uit, wij hossen overal op vandaag.

Eigenlijk weet je met je vreugde geen raad. Hoe vaak zal er op het Kasteel echt iets te vieren zijn? Wanneer pakt een ploeg als Sparta Rotterdam een prijs? En wat hebben we vandaag precies gewonnen? Volgend jaar in de Eredivisie zijn we weer één van de kandidaten voor het rechterrijtje en zal het lastig worden om het hele jaar thuis ongeslagen te blijven. Dan zal het weer elke wedstrijd billenknijpen worden en zijn het niet de Spartanen die over de tegenstander heen walsen, maar andersom. Maar er zal weer een echte derby zijn, de échte ploegen van Nederland komen weer naar het Kasteel, met spelers waarvan je de namen wél kent en supporters die voor een goed gevuld uitvak zorgen. We are back! En dat zul-le wij la-te ho-o-o-re!

LEES OOK DEEL 1 EN DEEL 2

-