Omdat Alpe d’HuZes voor de tweede jaar in successie niet doorging, werd een fietstocht in Zuid-Limburg georganiseerd door en voor de Rotterdam Fund Racers. Dit is het verslag van ons verblijf in Valkenburg.

Een verhaal over de laadpaal van Kees, het tasje van Mark en het voetje van Patrick.

 

***

 

Valkenburg, donderdag 3 juni

 

Het woord Uitlaatklep is voor meerderlei uitleg vatbaar. Het merendeel van de deze dagen in het Valkenburgse Hotel Tummers verblijvende Rotterdam Fund Racers zal bij Uitlaatklep meteen denken aan hun bolide. Auto’s blijven immers tot de verbeelding van mannen spreken. Een beetje man (note to self: ik ben geen man) weet welke uitlaatklep deugt en welke niet. De grappen zijn dan ook niet van de lucht als een man in het gezelschap (note to self: ik ben geen man) blijk geeft van zijn onkunde op het gebied van autotechniek. Zo weet ik absoluut niets van cilinders, pompen, motorassen, carburateurs of zuigers. Maar dat maakt niet uit. Want die heeft Mark bij zich.

 

Het Tasje van Mark (1)

Een cilinder. Een set tandenstokers. Een boekenlegger. Een pomp. Handzeep. Maandverband. Een snelkookpan. Een motoras. Schuurpapier. Een joggingbroek. Een diepvriespizza. Een carburateur. Een klopboor. Een inklapbare tafel. Een fondueset. Hondenbrokken. Trekzalf. Een puzzelboekje. Een zuiger. Handcrème. Maanzaad. Een kwelling. Speltbrood. Een nijptang. Een sixpack ijskoud bier. Een transistorradio. Een lachspiegel. Een uitlaadklep.

 

 

Maar er is redding voor die masculiene enkeling die geen weet heeft van autotechniek, want voor vrijwel iedereen staat de Uitlaatklep gelijk aan de Mundus Inversus. Met een beetje visserslatijn snappen we dat de Mundus Inversus de Omgekeerde Wereld betekent. Sinds mensenheugenis leeft de behoefte om het bestaan te verlichten door de boel op zijn kop te zetten. Het belachelijk maken van de realiteit werd voor mij persoonlijk een levensmissie. Waar ik ook ben, het liefst houd ik iedereen -waaronder mijzelf- een lachspiegel voor. Zonder de Mundus Inversus, zonder de Uitlaapklep dus, is het leven ondraaglijk.

Er zijn arme zielen onder ons die een mensenleven lang zoeken naar hun Uitlaatklep, maar hem niet vinden. Moge Onze Lieve Heer hen toch barmhartig zijn.

Nochtans kan de Mundus Inversus vrij gemakkelijk worden bereikt. Zo moeilijk is het allemaal niet. Je moet er oog en oor voor hebben. De juiste FM-frequentie op de transistorradio weten te vinden. Uiteindelijk zijn er slechts enkele ingrediënten voor nodig en de Uitlaapklep is gevonden. Voor de Rotterdam Fund Racers is dat de racefiets. En bier. Dat ook.

Er ontstond dan ook meteen een schoolreisjesgevoel toen Stephan enkele weken geleden het idee lanceerde om ten tijde van de Alpe d’HuZes week (zijnde de eerste week van juni) twee dagen in Zuid-Limburg te bivakkeren waar onze Uitlaatklep zou luisteren naar de naam Hotel Tummers.

Zes volwassen mannen konden hun plas niet langer ophouden en vertrokken donderdagochtend al richting dat ene stukje Nederland dat niet op Nederland wil lijken en daarom zo populair is. Schrijver dezes had de luxe om met Verdomme Kees mee te mogen rijden. Reeds vanaf de Brienenoordbrug vroeg Verdomme Kees zich af of zijn nieuwe auto-zonder-uitlaapklep Valkenburg zou halen, gegeven het feit dat hij de accu niet helemaal had volgeladen. Terwijl de Spookrijder onderweg zijn ziel en zaligheid verkocht, was het brein van Verdomme Kees in de rekenmodus om vervolgens twaalf tankstations over te slaan omdat Valkenburg waarschijnlijk toch wel gehaald zou kunnen worden.

De angst voor het slechte weer werd bewaarheid toen op het terras van Hotel Tummers een enorm onweer losbarstte terwijl de zes Fund Racers zich tegoed deden aan een kop koffie en een uitsmijter (die niet op de lunchkaart stond, maar die “uiteraard wel gereserveerd werd”, aldus de vriendelijke uitbaatster van Hotel Tummers die het blijkbaar –aan haar opgetrokken wenkbrauwen te zien- volstrekt logisch vond dat de uitsmijter niet op de lunchkaart stond).

Toen de zes eenmaal in hun wielerpakje buiten stonden, begon de zon te schijnen al was Verdomme Kees nog altijd naarstig op zoek naar een laadpaal voor zijn elektrische auto. De wenkbrauwen van de hoteleigenaresse trokken in de Frank de Boer modus toen Verdomme Kees haar vroeg of zíj misschien een laadpaal had. Wellicht verdacht zij Verdomme Kees van het maken van een platte grap, maar zij kende Verdomme Kees natuurlijk niet. Ik ken hem nu zeven jaar en hij is niet op één plattitude te betrappen geweest, een hiaat dat ik overigens met graagte opvul.

Onder leiding van Arjan volgende een prachtige rit over de Zuid-Limburgse heuvels. Modewoord in het wielerjargon is episch of eigenlijk epic. Anno 2021 heeft de fietsende hipster van niet-Rotterdamse komaf het ook liever over de Mundus Invernus dan over een Uitlaapklep. Het is epic om in hippe fietskleding je baard te laten staan, plakplaatjes op je onderarm verzamelt en op een terras verveeld kijkt als je op je Latte Macchiato wacht. En over wachten gesproken. Wachten mag dit type home sapiens graag doen door op de bovenbuis van de racefiets te gaan zitten. Het ziet er allemaal buitengewoon ongemakkelijk uit, maar dat ene schaap over de dam maakt nog altijd de dienst uit. Vergeet u bij het betalen niet te vermelden dat u de Giro mooier vindt dan de Tour.

Het tochtje werd op zich episch omdat Arjan zo veel mogelijk regenplassen en moddervelden opzocht, opdat de zes Fund Racers een heroïsch Parijs-Roubaix uiterlijk verschaft zou worden. De benen van de Spookrijder waren niet om over naar huis te schrijven. Bij iedere heuvel snelden Arjan en Stephan weg, ze lieten geen spaan heel van Verdomme Kees, Mark-Met-Het-Tasje en de Spookrijder. Tussen de twee groepjes in fietste de ultravriendelijke Art (de anonieme held met het zilvergrijze haar) in Niemandsland.

Op de Camerig wist de Spookrijder nog net zijn wiel te houden. Een goede kilometer voor de top maakte de goedlachse Art de Spookrijder attent op al het groen dat Moeder Natuur in Zuid-Limburg zoal te bieden heeft. En of de Spookrijder dat niet prachtig vond. De wereld van de hijgende Spookrijder had zich echter paars-zwart gekleurd. Hij had slechts oog voor de afgetrainde billenpartij van Art wiens malende benen deden denken aan de pompende drijfstangen van een stoomlocomotief. Op het terras van Brasserie Lodge werd de tocht geëvalueerd onder het genot van een heerlijke Paulaner Weißbier, geserveerd door een bediende met reebruine ogen en een ontwapende lach die de lente aankondigde. Het Spookrijdersshirt vormde aanleiding tot hilariteit omdat de toegang zogenaamd werd geweigerd door de bediende met de reebruine ogen in knipoogstand. Ondertussen vroegen wij ons af waarom Mark zijn tasje van zijn stuur loskoppelde.

 

Het Tasje van Mark (2)

De lente. De drijfstangen van een stoomlocomotief. Een set reebruine ogen. Reetzalf. Een pauzehapje. Een knipoog. Een uitsmijter. Een snorkel. Een rekenmachine. Een vuilnisemmer. Een werphengel. Een halsband. Een ongeschoren stuk kuitbeen. Een noodvulling. Een afdaling. Drie kratten bier. De avondzon. Een laadpaal. Een menukaart. Een frons. Scheerschuim. Een hamvraag. Een enquêteformulier. Een duizenddingendoekje. Een Pfizerinjectienaald. Een reddingsboei. Een breipatroon. Kleenex-tissues. Een uitlaadklep. 

 

 

-klik op een afbeelding voor een vergrote weergave-

 

Eenmaal terug bij Hotel Tummers begroette de welhaast voltallige groep het zestal. Het magere voorjaarsweer bleek uit hun melkwitte onderbenen, de ongeschoren kuiten bevestigden het gebrek een wielerijdelheid, een emotie waar de fietsindustrie zich het laatste decennium evenwel met de bloeddorstigheid van een roofdier op gestort heeft. Onder het genot van een glaasje bier werd er nog speels gerefereerd aan het tasje van Mark (Michel: ‘je bent toch geen Sint Bernardshond?’), waarna het zestal zich verschoonde om zich later bij de groep te voegen. Het buitenterras moest om acht uur worden verlaten om de RIVM-richtlijnen te respecteren. De behoefte om elkaar te zien, te ruiken, aan te raken en te voelen was dusdanig groot dat Alex had besloten drie kratten bier bij de lokale Albert Heijn aan te schaffen met drie zakken ijs om de pijpjes bier op temperatuur te houden. Het werd het park grenzend aan het gemeentehuis dat naar de naam Dersaborgpark bleek te luisteren. Google Maps bleek een duidelijkere informatiebron dan de vriendelijke ober van Hotel Tummers die zijn poging om de naam van het stadspark verstaanbaar uit te spreken na 31 pogingen zag stranden in Limburgse schoonheid.

Een legendarische avond in het Valkenburgse Dersaborgpark volgde. De regen weigerde dienst. Als op een staande receptie ontstonden groepjes die als vloeibare was aan elkaar kleefde en van samenstelling veranderde. De avondzomer hing in de lucht. Het bier werd lauw. De grappen slecht. De gesprekken werden tegelijk ernstiger en banaler. Op stillere momenten boden het tasje van Mark en de laadpaal van Verdomme Kees steeds weer soelaas. Arjan praatte Amsterdams. Stefan Limburgs. Iemand liet een wind. Er werd geproost op de helende werking van Pfizer en al zijn broertjes en zusjes. Iemand liet een boer. Met een ferme mep werd het zoveelste flesje bier op de rand van de krat geopend (als de Spookrijder dit één keer zou proberen, zou hij terstond met een slagaderlijke bloeding in het Maastrichtse UMC moeten worden opgenomen). Er werd uitgedaagd. Niet lullig doen nu. Nog eentje. Voor het sfeertje. Plop. We hebben corona inderdaad verslagen. Met zijn allen, zoals al die billboards langs de snelweg voorspelden.

Een biertje vergroot het samenhorigheidsgevoel. Naarmate de vertrouwelijkheid toeneemt, wordt de behoefte elkaar te omhelzen groter. We laten niet alleen bierscheten en dito boeren. We praten niet alleen stoer over onze ervaringen op de Alpe, de Ventoux of de Stelvio. We geven ook onze angsten en twijfels prijs. Ons loon naar werken.

Rond middernacht werden de slaapkamers opgezocht in de aangeschoten wetenschap dat we voor de tweede jaar op rij niet op de ons zo geliefde Alpe vertoefden. Bestond er maar een Pfizerachtig vaccin tegen kanker, de moeder aller ziektes, het speeltje van de duivel, de boosaardige zevenkoppige draak die wij, de Rotterdam Fund Racers, zullen blijven bevechten.


-klik op een afbeelding voor een vergrote weergave-

 

 

Valkenburg, vrijdag 4 juni 2021

Knarsend grind onder de voeten van Verdomme Kees op het parkeerterrein wekte de dromende Fund Racer uit de vredige slaap. Zijn zoektocht naar een laadpaal mocht intussen epic worden genoemd. De rest van de Rotterdam Fund Racers maakte zich op voor het ontbijt en voor de koers. De onoverzichtelijke chaos in hotelkamers van wielrenners herkennen alleen wielrenners. Het zal de reden zijn dat Mark besloten heeft te fietsen met een tasje.

 

Het Tasje van Mark (3)

Een energybar. Een fietsbril. Een hartslagmeter. Handschoentjes. Helm. Wielerschoenen. Sokken. Een gelletje. Twee bidons. Het wielershirt. Een zweetshirt. De koersbroek. De betaalpas. Wat losgeld. Het mobieltje in het afsluitbare IKEA-boterhammenzakje. Een windstoppertje. Een mondkapje. Handdoeken. Slippers. Ondergoed-van-gister. Een scheidsrechtersfluit. Een vlaai. Een handomdraai. Een drogreden. Een flink stuk moederkoek (voor onderweg). Een hart onder de riem. Een doorn in het oog. Een dwarsverband. Een uitlaadklep.

 

 

Voor de dag hierna zijn verdere versoepelingen aangekondigd, maar voor deze vrijdag staat de ontbijtzaal nog altijd maximaal vier personen toe. Een wat nukkige medewerker van het hotel zag met militaire precisie toe op handhaving van deze richtlijn. Eén Fund Racer eruit, de volgende erin. Oud bier wordt door mondkapjes geademd en vormt zich in transpiratiedruppels op de voorhoofden van de fietsers. Op het buitenterras werd wederom in rijtjesvorm gegeten. Vierkantige of driehoekige groepsvorming was nog altijd niet toegestaan. In Parijs vinden we het drinken van koffie in een lange sliert zo typisch Parijs, in Nederland doet eenzelfde soort rij eerder aan de wachtkamer van de tandarts denken. Toch was de sfeer er niet minder om, niet in de laatste plaats vanwege de heroïsche zoektocht van Verdomme Kees naar zo’n vermaledijde laadpaal en natuurlijk vanwege het tasje van Mark dat nu al een plekje verdiend in het Rotterdam Fund Racers Museum (in oprichting). Iemand die zijn tasje vernoemt naar zijn hond of andersom, ik weet het niet meer, verdient eeuwige roem. Sowieso.

Om half tien kon helaas niet gestart worden omdat de fiets van Art, de anonieme held met het zilvergrijze haar, onklaar was. Voor het eerst zag de groep de ernstige kant van de doorgaans zo vrolijke Art, de man die een fietsend oog heeft voor de kleur groen.

‘Mijn remmen doen niets meer, ga gauw naar een fietsenboer.’

Een kwartiertje later kwam Art met een huurfiets terug. De remkabel van zijn eigen fiets had een breuk in de buis en dit euvel bleek niet snel te repareren. De glimlach was echter alweer terug bij Art.

‘Trappen moet je toch zelf.’

Deze vijf woorden resoneerden in het hoofd van de Spookrijder. “Trappen moet je toch zelf” blijft een nadeel als fietsen je passie is, maar je te kampen hebt met een hopeloze trainingsachterstand veroorzaakt door de nasleep van het coronavirus, de Moderna-vaccinatie van afgelopen zondag die de Spookrijder een etmaal lang aan bed had doen kluisteren, de enorme drukte op het werk (inclusief de daarmee gepaard gaande wil om in alle denkbare tijdzones bereikbaar te blijven), de spanning die een ongewisse beroepsmatige herstart met zich meebrengt, het slaapgebrek dat intussen chronische patronen dreigde aan te nemen, en niet te vergeten de druk van tijdgeest waar een ieder weldenkend familiemens die zijn verantwoordelijkheden kent mee te kampen heeft.

We zouden het haast vergeten, maar de Uitlaapklep is juíst bedoeld als ontsnappingsmiddel uit deze brei van mistroostige gedachtes. En dus deed de Spookrijder manmoedige pogingen om opgewektheid voor te wenden terwijl de benen reeds bij aanvang alarmerende signalen afgaven.

In de altijd wat nerveuze minuten vóór vertrek (vergeet u dus niet óp de bovenbuis te zitten en chagrijnig te kijken, wielrenners beginnen immers voetbaltrekjes te krijgen) stelde Art zijn zadel op hoogte in, arriveerde Jorrit-met-de-eeuwige-lach op de plaats van bestemming, verving Verdomme Kees snel het batterijtje van de vermogensmeter van de Spookrijder die zelf van alles bij zich had behalve gereedschap, probeerde organisator Stephan de regie in handen te houden (door Wie is er nu níet? over het parkeerterrein te schreeuwen), herschikte Mark de inhoud van zijn tasje (een kam, een startpistool, een passeerbeweging, een Pim-Pam-Pet-spel voor onderweg, een routekaart, een mistlamp, een stronk broccoli en een noodoplossing) en liet Jorrit tijdens het oppompen van zijn banden Verdomme Kees weten dat er zojuist een laadpaal was vrijgekomen. Gelach alom toen Kees in een noodgang zijn bolide aan de laadpaal koppelde. Eind goed al goed. Statieportret, even lachen naar het vogeltje en we fietsten vrolijk de fietshemel van Zuid-Limburg in, de Spookrijder met het gemoed van een doodgraver.

Reeds tijdens de eerste kilometers formeerde de groep zich in slagorde. Aan kop gingen Jorrit en de evenzeer grijnzende Michel, de altijd over goede benen beschikkende fietsheld. Wees voorbereid als u wielrenners tegenkomt die blijk geven van een trainingsachterstand, een algeheel gebrek aan vorm of die ten teken van opgespaarde gezelligheid een plotselinge klap geven op het eigen middenrif. Zo iemand is Michel. Altijd goede benen. Twee jaar geleden meldde hij zich gehavend aan de start van de Alpe. “Je moet niet mountainbiken en appen tegelijk”, zo luidde zijn advies-achteraf. Niettegenstaande zijn pijnlijke schouder, de verwondingen aan zijn handen en aangezicht, beklom hij de Alpe zes keer. Met een grijns. En een buiging.

Ook Arjan had al haast vierduizend trainkilometers op de teller staan en was dus “in orde” zoals dat in wielertermen heet. Stephan had een sportdieet gevolgd en beschikte thans over de wespentaille van een Ethiopische marathonloper. Zijn schreeuw twee jaar geleden nadat hij de Heilige Zes op de Alpe had gehaald kwam naar boven. Hij balde zijn vuisten en liet een YEAH tegen de voorgevel van restaurant Le Passe Montagne echoën die in het dal van de Col de Sarenne hoorbaar moest zijn geweest.

Daarna volgde een stortvloed aan tranen.

Ook Danny was van de partij. Hij droeg vandaag zijn gouden wielerschoentjes omdat hij kort geleden schoon was verklaard. Geen kanker meer. Danny had het in de groepsapp van de Fund Racers gemeld. De met een stoma fietsende Danny had in het kalenderjaar 2021 al dik vijfduizend kilometers gefietst. Danny fietst óók als het horizontaal regent en als een orkaanwind uw voordeur uit zijn voegen rukt. Dan nóg post een lachende Danny een fotootje op Facebook met zijn duim omhoog. Als íemand op deze wereld het gore lef heeft om één vinger uit te steken naar Danny, dan belooft de Spookrijder langs deze weg plechtig om die persoon te bewerken met een fijn samenspel van pikhouwelen, beitels en cirkelzagen.

We slingerden ons een weg door de eerste heuvels. Onderweg kwam de Spookrijder Miel Vanstreels, beheerder van het blog Wielergedichten tegen. Hij was herkenbaar aan zijn Het Is Koers! tricot. Miel verstaat de kunst van het verwoorden van fietsend pijnlijden, waarbij hij de zelfspot, de relativering en ironie nooit uit het oog verliest. De Spookrijder schreeuwde MIEL! naar zijn gekromde rug – de gil had hem doen slingeren, de verwantschap was er niet minder om. Poëzie was, is en zal. Net als de wielrenfiets.

Geulhemmerberg heette de eerste onheilspeller. De Spookrijder fietste achter, voor, tussen en met de laadpaal van Verdomme Kees en het Tasje van Mark. Het zou de hele dag niet anders zijn.

Kijk ze zwoegen op de Loorberg. Het is en blijft diep ontroerend. Die kromgebogen ruggen die het stof van de groenwitte Rotterdam Fund Racer wielershirts strak trekken. Gesprekken stokken zodra de weg omhooggaat. De grappen worden niet langer gedeeld omdat iedereen weet: ‘Trappen moet je toch zelf.’

De Rotterdam Funds Racers hebben een grote mond en een klein hartje. Ze vormen tezamen één groot hart.

‘Als je in orde bent, ben je al niet gezellig. Maar nu ben je dus helemáál niet gezellig Mar’, lachte het Tasje van Mark. En het Tasje heeft gelijk. Er kon geen lachje van af. Kon er maar gerelativeerd als Verdomme Kees. Of als het Tasje. De Spookrijder had nog een lange weg te gaan. Mark passeerde. Hij volgde zijn Tasje gedwee. Maar dat is flauw. Te kort door de bocht ook. Mark heeft een hart. En dat zit bij hem precies op de goede plaats. Ik voel het haast letterlijk als hij me passeert.

Ik ben een bevoorrecht mens. Mijn fietsvrienden verdienen beter dan de inwendig vloekende Spookrijder die tot zijn eigen beul is verworden.

Op het Vierlandenpunt verzamelden we voor een laatste keer. Het was voor de snelle mannen niet te doen, steeds te moeten wachten op de traagste van de groep die juist de meeste behoefte hadden aan rust. De benen van de Spookrijder hadden zich vanaf Valkenburg al gevuld met pap. Pap en pudding. Pap en pudding van rabarber. Zijn verhemelte smaakte naar bloemkool uit de Hoeksche Waard. De loomheid had zich in zijn spiervezels genesteld met de standvastigheid van een Noord-Koreaanse frontsoldaat. De zwaartekracht had bezit genomen van zijn onderkaken. Zelfs zijn tong, normaliter zijn machtigste wapen, weigerde dienst. Afzien is alleen leuk als de pijn te dragen is. Dat euforische moment als je door de verzuring heen trapt. Was de wereld maar zo groen als die van Art. Heette de Spookrijder maar Art, omdat kunst de enige scheppende kracht is die blijvende redding verschaft.

De fietsvrienden hadden klaarblijkelijk te doen met Spookrijder, want hij werd gevrijwaard van grappen inzake zijn vormcrisis, waarschijnlijk vanwege de verklaarbaarheid ervan.

‘Groep A gaat vertrekken!’, liet Michel weten. In zijn kielzog volgden Jan, Tim (postuur Johnny Hoogeland in zijn beste dagen), natuurlijk Jorrit en Xander, de man wiens naam ik nooit weet uit te spreken. Is het nu Ksander of Sander. Maar als Xander als Sander uitgesproken moest worden, waarom heette hij dan niet gewoon Sander. Toch hoorde ik nooit iemand Ksander of Ksan zeggen. Hij antwoordt wel altijd ja als hem gevraagd wordt of hij nog een biertje wil. Altijd. Ja. Of je hem nu Sander of Ksander noemt.

We zouden hen tot Valkenburg niet meer terug zien. Groep A kent geen pijn, noch een pijngrens. Ze hebben schijt aan de gravitatiewet van Isaac Newton. U weet wel.

 

 

‘Wie bepaalt dat, dat van groep A?’, vroeg de Spookrijder zich nog af, maar hij kon zelf ook niet lachen om zijn grap. Bovendien was de zelf verklaarde groep A al lang vertrokken en was de grap bij nader inzien geen grap. Ik zag de samenstelling van de groep liever verwerkt naar aanleiding van de zwaartekrachtleer van Newton. Hij die schijt heeft aan de wetenschap en die even hard omhoog fietst als de kansloze daalt, moet achter aansluiten. The first one now will later be last, zong Bob Dylan al in 1963 maar Bob was een matig fietser.

Een tweede groep vertrok met Lodewijk, Art (“mijn linker pedaal wijkt een bietje, maar je moet toch zelf trappen!”), Rino, Arjan, Stephan, Danny en Thomas.

En vervolgens vertrok ook groep C.

Jouke in zijn onvaste tempo. Hij verloor recentelijk zijn moeder aan kanker. De zwijgende Alexander aan de zijde van zijn broer, de jonge vader Kris. Zij hadden gemakkelijk met groep A of B mee gekund, maar zij verkozen om onduidelijke redenen voor groep C. Ook Patrick fietste in groep C. Een zoveelste poging om ooit geheel fietsend de Keutenberg te beklimmen zou deze dag mislukken omdat hij één keer met een voetje aan de grond moest stoppen. Deze ontboezeming vormde later die dag, naast de laadpaal van Verdomme Kees en het Tasje van Mark, aanleiding tot 163 grappen (“was het je linker- of rechtervoet?”, “is slecht voor je plaatjes hoor”) op het terras van de Shimano Experience te Valkenburg.

Datzelfde terras, waar ons door de uitbater een doos over de datum zijnde energybars werd gegund, vormde de slotetappe van de Uitlaatklep. Zuid-Limburg, onze Mundus Inversus, was ons gunstig gezind. De weergoden wonnen het van de 43 weerapps die ons allemaal noodweer hadden voorspeld.

Bij het afscheid nemen hield Mark mij aan. Zijn gezicht was plotseling asgrauw.

‘Mar, een collega van Heidi had een tumor in haar buik, longen en lymfen. Zij is overleden. En Steef en ik krijgen net te horen dat een collega van ons uitzaaiingen van melanomen op meerdere plekken heeft. Gelukkig geen vitale organen. Volgende week hoort ze haar behandeling. Je gelooft het toch niet…’

 

Het Tasje van Mark (4)

Kracht. Doorzettingsvermogen. Vastberadenheid. Vuur. Discipline. Geloof. Weerbaarheid. Passie. Troost. Vertrouwen. Een ideaalbeeld. Een droom. Hoop.

 

 

 

-klik op een afbeelding voor een vergrote weergave-

 

Dank aan de Rotterdam Fund Racers voor de vriendschap, de saamhorigheid, de humor en de vastberadenheid.

Speciale dank aan Stephan Burger voor de smetteloze organisatie.

 

***

 

 

Hand in Hand vastberaden

 

De Stichting Rotterdam Fund Racers, een initiatief van vrienden en bevriende relaties uit het Rotterdamse bedrijfsleven, heeft zich ten doel gesteld vanuit het hart van de samenleving iets terugdoen vóór de samenleving. Wij hebben ons ten doel gesteld zo veel mogelijk positieve krachten en initiatieven te bundelen om op sportieve wijze onze maatschappelijke verantwoordelijkheid in Rotterdam te nemen.

Enthousiasme, ambitie en hoop zitten in het DNA van onze Stichting. De woorden Fund en Racers zijn voor ons synoniem aan de woorden Fun en Raising.

Meer informatie?

Bezoek dan hier onze website.

 

 

-