Toen ik op zondag 24 april 2022 te horen kreeg dat Anita en ik ergens eind van het jaar oma en opa zouden worden, kon ik door fysieke beperkingen niet reageren hoe ik achteraf had willen reageren. Ik was negen dagen eerder met de racefiets hard op mijn plaat gegaan met zeven gebroken ribben als gevolg.

Op zondag 24 april 2022 was ik de gevangene van mijn eigen lichaam. Ik kon letterlijk en figuurlijk geen kant op. Als in een maffiafilm kwamen de aanstaande ouders Jeremy en Fabienne mijn gelukwensen in ontvangst nemen. Ik zat kaarsrecht in mijn bureaustoel die die dagen dienstdeed als binnenrolstoel.

Ik kuste hun beider wangen en hield hun hoofden voor een korte tijd vast. Het verdriet kwam met horten en stoten. Vooral de stoten gaven pijnscheuten in mijn borstkas.

Ik stond stijf van de morfine waarvan de effectiviteit onder druk staat zodra hij de pijn van de liefde als opponent weet.

‘Ja opa, wen er maar vast aan.’

Die opmerking kwam hard aan, harder dan mijn val van negen dagen eerder. Confronterend vooral. Ik weet niet eens meer wie van mijn huisgenoten het zei. Ik weet niet eens meer of het een mannen- of vrouwenstem was.

‘Ja opa, wen er maar vast aan.’

Met gelach. Geen uitgelach, daarvoor is de geboorte van nieuw leven té bijzonder en té kostbaar, het was toegelach. Toelachen is de vrolijke uitingsvorm van gunnen.

De dag erop ging ik wandelen.

De dagen erop ging ik wandelen.

Als een maniak.

Ik wilde zo snel mogelijk revalideren. Niet alleen voor mijn eigen welzijn en functioneren. Nee. Sinds zondag 24 april 2022 wilde ik ook snel revalideren voor ons aanstaande kleinkind. Het idee alléén al gaf me de broodnodige energie, maar de prijs die ik ervoor moest betalen zat hem in de benaming: ik zou voorgoed als opa door het leven gaan en voor die naam voelde ik me nog te jong, te driftig, te geestdriftig. Ik had nog veel te veel dromen en plannen om als opa door het leven te gaan.

Opa’s staan met één been in het graf.

Een maand nadien ruilde ik de wandelingen in ons Prinsenpark in voor langere wandelingen in het Kralingse Bos. Mijn kaarsrechte houding zou achteraf gemakkelijk als arrogant getypeerd kunnen worden. Bij het speeltuintje bij de Kralingse Plas zag ik opa’s met moeite hun kleinkinderen een klimtoestel op hijsen. Ik kon hun spieren horen kraken en hun botten horen buigen.

Mijn maag kromp ineen.

‘Vind je het goed als die kleine mij da’lijk gewoon Mar noemt?’, vroeg ik Fabienne op een goede dag in de sportschool.

‘Pap!’, antwoordde Fabienne misprijzend alsof ik een wind in haar gezicht had gelaten tijdens een oefening met een medizinball.

‘Ja! Papy! Dat is het!’, repliceerde ik meteen, ‘Papy is opa in het Frans! Daarmee is de cirkel rond!’

Fabienne bleek niet onder de indruk van mijn chauvinistische vondst, maar ze had te veel fatsoen om officieel bezwaar aan te tekenen bij haar vader, dus volstond haar welbekende “hij heeft weer wat” zucht.

In de periode daarna werd mijn humeur er niet beter op. Intussen was ik honderden kilometers aan wandelingen verder, maar het was bij lange na niet afdoende om mijn fysieke gesteldheid een voorwaartse boost te geven. Zoals vrouwen overal zwangere vrouwen zien zodra ze zwanger zijn, zo zag ik overal waar ik keek opa’s met hun kleinkinderen emmeren. Het was hoogzomer maar het voelde als een verlate herfstdag. Het zag er allemaal tragisch en onbeholpen uit. Ik werd er neerslachtig van.

Haast nog droeviger werd ik van het prentenboek “Opa Ga Je Mee?” dat mijn zus mij cadeau deed. Vooropgesteld: er is geen lievere zus denkbaar, laat dat duidelijk zijn, maar ik kon in die fase van mijn leven de afbeelding op de voorkant van het boek van een fietsende opa, zo eentje met een grijze Nico Haaksnor op een degelijke opa-fiets, niet verdragen. Nog niet.

In de periode daarna liet mijn lichaam het toe om de trainingen op de racefiets te hervatten. Alsof ik achterna werd gezeten door het opaspook beulde ik mijzelf als een maniak af. Mijn fietsvrienden kennen me niet anders, het is een bekend fenomeen dat een gebrek aan talent wordt opgevuld met noeste arbeid, ware het niet dat ik dit keer door een wereldwonder-in-wording werd gedreven.

Als je dan opa wordt, dan wel een fitte opa.

Ten koste van alles.

Nooit een in zijn broek pissende ouwe lul die niet uit zijn woorden komt. Dat nooit. In het harnas moet ik er vandoor gaan. Ooit. Gekleed in een Feyenoordshirt met een wielerhelm op mijn kop, allez tchao vieille barrique! schreeuwend.

Ter muzikale ondersteuning van het afbeulen op de fiets had ik op Spotify een afspeellijstje in elkaar gedraaid met voornamelijk Franse punkmuziek en/of muziek van gewezen Franse punkbandjes die zich nu met messcherpe Franse folk bezighielden. Ik werd dan wel opa, maar ik was vastbesloten een bezielende-lieve-opa-met-pit te worden. Zo’n eentje die zich tot de dood ons scheidt zou laten opzwepen door een band als Les Clébards. Toen hun frontman Mickaël Mancel tijdens een tot-het-gaatje-spinningtraining bij Sportschool Stoker “Pour lui c’était la mer | Il y voyageait dans sa tête | De Paris à Rotterdam | Paris Rotterdam!” door onze oortjes blèrde, voelde ik de adrenaline als gif door mijn aderen stromen… ik keek recht in de ogen van mijn jongste dochter Estelle en hoopte vurig dat Estelles neefje of nichtje íets zou gaan begrijpen van de tamelijk unieke manier waarop wij streng sporten combineren met rauwe muziek, omdat die twee fenomenen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Als Jezus Christus en het heilige kruis.

“Gaat ie lekker opaatje?”, appten vrienden die inmiddels op de hoogte waren van Fabiennes zwangerschap.

Ik keek uit naar de geboorte, ik bedacht spelletjes die ik voor de kleine zou gaan bedenken (al was het maar omdat bestaande spelletjes veelal suf en saai zijn), ik kocht een nieuwe herenfiets waarop een kinderzitje paste (ik kocht ook meteen het kinderzitje zelf), ik verbeeldde me al bij welke wedstrijd ik die kleine voor het eerst zou meenemen naar de Kuip, ik beeldde me in welke vloekwoorden ik hem of haar het eerst zou leren als Feyenoord achter zou komen te staan, ik bedacht hoe we in de zomer samen naar de Tour de France-etappes zouden kijken en ik kon niet wachten om de kleine gitaarles te geven en hem of haar teksten uit te leggen, te beginnen met levensles nummer één die Ome Bob ons heeft toevertrouwd: don’t wanna judge nobody, don’t wanna be judged.

Dat allemaal, maar mijn ingewanden begonnen te rommelen zodra ik met het woord opa geconfronteerd werd.

Op zondag 8 januari 2023 werd onze kleinzoon geboren. Een krappe anderhalf uur na zijn geboorte bezochten we die winternacht het kleine wereldwonder. Hij maakte babygeluidjes in de armen van zijn vermoeide maar dolgelukkige moeder Fabienne.

De verloskundige was nog druk bezig om in de huiselijke chaos wat orde te creëren.

‘Ach ik vergeet jullie helemaal te feliciteren’, zei ze op verontschuldigende toon terwijl ze iedereen persoonlijk een handje kwam geven.

‘… en u bent…?’, vroeg ze aan de zwijgende mijnheer die met vochtige ogen apathisch voor zich uit zat te staren.

‘Dat? Dat is de opa!’, riep Fabienne vanuit de slaapkamer.

 

 

 

 

Lees ook het verhaal Tijd

Lees ook het verhaal Welcome To My World

Lees ook het verhaal Tante Es

Lees ook het verhaal Oma!

Lees ook het verhaal Mama!

 

 

 

-