In de namiddag van woensdag 12 januari 2022 kwam mevrouw de Spookrijdert ten val. Het gebeurde op de Crooswijksestraat toen zij om 16 uur 34 met het voorwiel van haar fiets klem kwam te zitten in de rails van tramlijn 7.

Met een onbeweegbare linkerarm, een lelijke zwelling in haar aangezicht en een gekneusde linkerknie fietste zij toch nog naar huis, maar niet voordat zij de arts had bezocht van het GGD vaccinatiecentrum in Sporthal Schuttersveld waar mevrouw de Spookrijdert zojuist had uitgeklokt na een dagje hard werken. Sinds enkele maanden is mevrouw de Spookrijdert namelijk tijdelijk werkzaam als “admin” en controleert zij de documenten van de vaccinatio’s op juistheid. In geest van de dienstbaarheid voor de samenleving zou je het een dankbare functie kunnen noemen, maar juich in Nederland anno 2022 niet te snel. Het draagadvies van het donkerblauwe GGD t-shirt buiten werktijden luidt sinds kort: niet te opvallend. Er schijnen naargeestige zielen rond te lopen op wie GGD kleding dezelfde werking heeft als een rode lap op een stier.

Dezelfde mate van vijandigheid troffen wij ook aan in de wachtkamer van het IJsselland Ziekenhuis waar wij een goed uur later netjes op onze (lees haar) beurt wachtten. Op de deuren, aan de ramen van de receptie en aan de wanden van de wachtruimte hingen om de meter waarschuwingsborden dat agressie niet werd getolereerd en dat onmiddellijk het alarmnummer 1-1-2 zou worden gebeld. De hufterigheid jegens zorgpersoneel is de grens van de schaamte blijkbaar gepasseerd.

Het doet denken aan de vraag die Mahatma Gandhi ooit werd gesteld wat hij dacht van de westerse beschaving. Zijn antwoord luidde “dat lijkt mij een goed idee.”

Dik vier uur later was de linkerarm van mevrouw de Spookrijdert in een dikke gipslaag verpakt en strompelde zij met een stijf getrokken knie het ziekenhuis uit. Het zorgniveau was van ongekende hoogte gebleken – uit een ECG bleek geen hersenletsel, breukjes in haar aangezicht werden evenmin aangetroffen. Met een balpen wees de chirurg op drie röntgenfoto’s de twee breukjes in het spaakbeen aan van de onfortuinlijke mevrouw de Spookrijdert die het, zo eerlijk moeten we zijn, niet van haar stuurmanskunsten moet hebben. Enige tijd geleden ging het bezoek aan een avondwedstrijd in de Kuip aan onze (lees vooral mijn) neus voorbij toen zij in een rechterbocht op haar linkerzij wist te vallen. Knap zoiets. De bloedvlekken op haar blouse waren voor mij geen aanleiding geweest om niet hevig te vloeken, want een avondwedstrijd van Feyenoord werkt verblindend.

Daarna sprak een zwaar beledigde mevrouw de Spookrijdert een week lang niet met mij en verklaarden onze dochters zich solidair met hun moeder. Daar stond ik dan, met mijn mond vol tanden en godslasterlijk gevloek.

Aan die steen zou deze ezel zich uiteraard niet tweemaal stoten en dus begeleidde ik mevrouw de Spookrijdert dit keer met overdreven veel zorg op de tweezitsbank waar Joop Zoetemelk niet lang geleden nog op had gezeten toen de bel ging.

De kinderen.

Binnen een mum van tijd hadden Fabienne en Jeremy de regie in ons huis overgenomen en lepelden mevrouw de Spookrijdert en ik dankbaar het door Fabienne en Jeremy in allerijl geprepareerde avondeten naar binnen.

Tijdens de afwas legde Jeremy uit hoe de airfryer werkte.

‘Kijk. Met deze knop gaat ie aan. En hier druk je op het programma dat je wilt. Patatjes. Kip. Groente. Rijst. Maakt niet uit. Allemaal standaard. Hiermee kan je het aantal graden bepalen en hiermee de duur. We laten de airfryer hier staan. Heel makkelijk. Iedereen kan het.’

‘Succes’, zei Fabienne toen ze me een kus gaf. De opdracht die zij níet expliciet uitsprak (“wees lief voor mama”) maakte des te meer indruk.

Die laatste drie woorden van Jeremy (“iedereen kan het”) galmden alarmerend door mijn hoofd toen we in bed lagen. Mevrouw de Spookrijdert was al snel in slaap gevallen. Onder haar immense gipsarm rustte een kussen waarvan de punt tamelijk hinderlijk in mijn rechteroog stak. Maar wijs geworden door de misgelopen avondwedstrijd van Feyenoord die resulteerde in een weekje penisnijd hield ik mijn mond dicht.

Een dag later belde Estelle aan.

‘Kom pap. We gaan boodschappen doen.’

Onderweg mopperde ik voorzichtig over haar moeder die me had uitgelegd hoe je een biefstuk moest bakken. De boter moest bruin. Een beetje bubbelen, maar niet te veel. De boter moest vooral “werken” zo zei ze. De biefstuk had ik moeten laten schrikken. Daarna moest ie een beetje bijkomen in de aluminiumfolie. Een beetje opfleuren. Alle tips kwamen mij als metaforen over die me vervolgens niets zeiden.

Ik dacht dat ik gek werd. Ik wist niet eens hoe ik het gasfornuis moest bedienen. “Wat doe je nou”, had mevrouw de Spookrijdert geroepen toen ik het pitje probeerde aan te doen met een gasbrander waarmee we de kaarsen normaliter aansteken. “Dat gaat automatisch man”, zei ze, “gewoon draaien aan die knop.”

Het programma 24 Kitchen is voor mij hét teken om de huiskamer te verlaten. Terwijl driekwart van de wereld omkomt van de geelhonger legt topchef Honoré van Lulhoven uit hoe belangrijk het is om de aubergines lekker te laten rusten in een bedje van beflapjes knabbelspek in zoetzure op yoghurtbasis bereide kousenbanddressing.

En nu moest ik van overmaat tot ramp ook nog eens naar de Albert Heijn. Ik moest al twee jaar niet meer in een supermarkt zijn geweest.

Dat is niet helemaal waar. In september 2021 bezocht ik met Arjan kortstondig een supermarché in Lourdes voor wat last-minute aankopen voor de show van Wielercafé Panache. Arjan rekende af met een zelfscanner en gaf ondertussen tussen neus en lippen door enkele  richtlijnen voor de regie van de show van die avond. Ik luisterde in het geheel niet, maar keek vol verbazing hoe de uitgangpoortjes uiteen gingen op het moment dat Arjan de streepjescode van de kassabon voor een scanner had gehouden.

Zoiets had ik nog nooit gezien en het onderstreepte mijn verlangen om supermarkten zo veel mogelijk te vermijden omdat het een voedingsbodem is gebleken voor mijn paranoïde hulpeloosheid. Straatangst, mensenvrees, gordelroos en tepelnijd… alles komt te samen in een supermarkt.

Ik zie andere dingen in een supermarkt. Een neus peuterende peuter. Oorhaar van een bejaarde vrouw. Een man zonder mondkap met een “zeg er maar eens wat van” blik. Een vakkenvullende medewerker met kapotgetrapte sportschoenen. Een lege mand stokbroden. Een bellende Rotterdamse met opgespoten lippen (“sinds wanneer drink jij melk?!”). Een krat bier met 23 flesjes.

Estelle gaf mij een lesje boodschappen doen en schoot met de behendigheid van een botsautootje door de Albert Heijn heen. Als een schaduw volgde ik haar. Voordat ik het wist was mijn mandje vol (“kijk pap, gebakken uitjes voor op de nasi en pak meteen even een zak voorgesneden Chinese groente dan kijk ik even naar de kwark die jij zo lekker vindt”). Binnen een mum van tijd stonden wij in een afgesloten afrekenruimte waar Estelle mij uitlegde hoe de zelfscan werkte.

‘Echt wat voor jou pap. Hoef je met niemand te praten. Het gaat heel snel. Kijk maar.’

‘Ja okay, maar ik wil niets met een bonuskaart doen. Of airmiles sparen of zegeltjes of zoiets.’

Het angstzweet brak me uit. Dat gebeurde gisteren ook toen mevrouw de Spookrijdert vroeg of ik de vaatwasser had aangezet (werkt op blokjes zo’n ding, ik had geen idee waar dat blokje in moest, de aan- en uitknop was onvindbaar en ik kreeg de deur niet dicht). Even daarvoor had ze uitgelegd hoe ik de droger moest uitzetten. Wederom geen idee. In het rommelhok staarde ik minutenlang naar twee op elkaar gestapelde apparaten waarvan ik niet wist wat de wasautomaat en wat de droger was.

Ooit liet de emancipatietrein mij moederziel alleen op het perron achter. “Jij kan hele andere dingen”, zeggen mijn gezinsgenoten. Daarna blijft het altijd angstvallig stil.

Terwijl ik schrok van ieder piepje dat de zelfscan van de Albert Heijn ter goedkeuring gaf, gooide Estelle de artikelen in de boodschappentas en stonden we niet veel later buiten.

‘Goed gedaan pap. Ik ben trots op je.’

Ze pakte mijn arm en zo liepen we over het plein terug naar huis. Ik glimlachte want deze hele situatie opende deuren naar een nieuwe carrière.

Die van huisman.

Intussen kan ik al thee en koffie zetten, de sodastream gebruiken (vier tufjes gas in een fles kraanwater), stofzuigen zonder iets aan te stoten, de kattenbak verschonen, de afwas met de hand doen, vuilniszakken weggooien, pakjes van de koerier in ontvangst nemen (ook die voor de buren), sinaasappels uitpersen, de rug van mevrouw de Spookrijdert afdrogen, haar aan- en uitkleden en ik kan haar BH-bandjes losmaken (voor dat laatste neem ik uitgebreid de tijd terwijl ik You Can Leave Your Hat On van Randy Newman zing).

Echt, de gebroken arm van mevrouw de Spookrijdert werkt baanbrekend.

 

***

 

Dank voor alle bloemen, kaarten, chocolaatjes, belletjes en appjes die mevrouw de Spookrijdert tot dusver mocht ontvangen!

 

In de wachtkamer

Koken doen we vandaag de dag fluitend

Gewoon zelfscannen. Wie zijn ze dan?

 

 

-