Van zondag 12 september tot en met woensdag 15 september 2021 organiseerde Koers is Koers voor de zevende keer in successie een fietsreis naar een beroemde Col uit een grote ronde. Dit jaar verbleven we 
in Lourdes. Overdag werd er gefietst, ‘s avonds mocht Wielercafé Panache wederom zorgdragen voor het avondprogramma waarin de liefde voor de fiets, zoals altijd, centraal stond.

Alle filmpjes, ervaringen, ontboezemingen, roddels, anekdotes en verhalen zijn verzameld onder de naam De Tourmalet Tales op het blog Spookrijden.nu.

 

Lees/bekijk hier deel 1 van de Tourmalet Tales – De Zegening van de Fiets
Lees hier deel 2 van de Tourmalet Tales – Reisbureau Tours-Nord
Lees/bekijk hier deel 3 van de Tourmalet Tales – Mannen met Baarden
Lees hier deel 4 van de Tourmalet Tales – Allez Steven Allez!
Lees/bekijk hier deel 5 van de Tourmalet Tales – Pietje Bell

 

***

 

Voor de rit van maandag 13 september 2021 besluit ik te passen. Om mijn benen maar vooral hoofd wat rust te gunnen. Even gas terug. Want dat hoor ik van iedereen. Dat dat moet. Gas terug. Een dagje naast Lars in de begeleiding. Naast de fiets op zoek naar fietsplezier…

 

“Art! Art! Arturo! Waar zit je?”

Het liefst zou ik na zo’n melding steeds “over!” willen schreeuwen. Om erbij te horen. Maar Lars heeft wel wat anders aan zijn hoofd dan mijn infantiele romantiek. Als ik me sporadisch bemoei met de communicatie tussen Lars en Arthuro krijgt het telefoongesprek altijd ongewild een walkietalkie sound.

Ik ben de B100 van Bassie en Adriaan, van Larssie en Arthuro.

Overigens staan we op de Route des Bordères, het grindpad dat u neemt als u vlak voor het gehucht Estaing de D103 verlaat door rechtsaf te slaan, richting de top van de Col de Bordères die zich een ruime anderhalve kilometer verder, op 1.163 meter hoogte, bevindt.

“Ik sta nog in het dorp Lars”, hoor ik Arthuro met zijn welbekende bromstem zeggen. Je zou vermoeden dat het de stem van een Noorse reus betreft. Type Alexander Kristoff. Maar niets is minder waar. Arthuro is klein van postuur. Het is een wonder dat de Lieve Heer een tenger torso koos voor zo’n groot hart. Dat zal de reden zijn dat Arthuro de laatste tijd het bovenste knoopje van zijn overhemd los doet. Het hart moet vrij.

We hebben geen idee welk dorp Arthuro bedoelt.

“En waar ben jij?”

“Op dat grindpad. Je weet wel. Zet je livelocatie effe aan Art. Ik ga hangen, daar komen ze!”

De snelste groep is al voorbij. Dat is jammer. Aan Lars lag dat niet. Als vliegende keep moet hij vandaag op 36 plaatsen tegelijk zijn. Hij is één met zijn auto en weet precies wat hij doet en waar hij zich bevindt. Hij laat niets aan het toeval over. De veiligheid over zijn groep fietsers neemt hij meer dan serieus. Niettegenstaande die verantwoordelijkheid is hij de hele dag één grote glimlach. Als hij op een rotonde voorrang afdwingt, gaat dat gepaard met een duimpje en die inmiddels beroemde glimlach waarmee hij driekwart van de wereld omver walst. Het resterende kwart zoekt het maar uit.

‘Hier gaan we staan Mar’, riep hij zojuist en weg was ie. Als een blije haas rende hij de auto uit om in het hoge gras van het open veld zijn voorbijrijdende peloton aan te moedigen.

‘Moet je schijten Lars?’, riep Ron Mets hem toe. Hij dacht op te gaan in de veilige boezem van de massa, maar Rons stem herken je uit 17 miljoenen.

Lars weet feilloos wie vooraan, wie achteraan rijdt. Wie heeft het moeilijk, wie heeft zichzelf overschat, wie hebben wij onderschat. Voortdurend is hij in contact met de boys van DHL, het ambulancepersoneel en met Arthuro die nu dus schijnbaar in “het” dorp staat, al weet geen mens welk dorp. Iemand heeft lek gereden, had hij gezegd. Meteen ben ik in gedachten verzonken, me afvragend welk hulpwerkwoord het beste past bij lekrijden. Ben je lek gereden of heb je lek gereden? Dergelijk grammaticaal leed dat je met niemand kunt delen houdt mij uit de slaap.

Als Lars “daar komen ze!” roept, ontwaak ik.

‘Dat klopt B100’, weet ik nog net in te slikken. Lars vliegt de auto uit. Een beetje ten onrechte, want de fietsers die volgen na het groepje van Leontien houden er een bescheiden tempo op na.

De een na de ander passeert. Een glimlach. Een duimpie. We maken ons zorgen over de afdaling die na de top van de Col de Bordères genomen moet worden. Om het tempo te temperen zou Arthuro in de bocht gaan staan, maar hij moet eerst een bandje te vervangen in “het” dorp. Estaing kan het niet zijn, want vóór Estaing sla je al rechtsaf de Route des Bordères in. Bovendien vraagt iedereen zich af waar Norbert is. Wij noemen hem hier in het zuiden een beetje plagerig Robèrt, gewoon omdat Norbert te noordelijk klinkt. Om dezelfde reden heet Arthur Arthuro.

‘Robèrt is verkeerd gereden en rijdt ergens achter de DHL wagen, John heeft zijn livelocatie aan..’, bromde Arthuro even geleden naar Lars. B100 sloeg alles op. Het was fascinerend om deel uit te maken van de begeleiding. Vanuit het open raam had ik mijn fietsvrienden al over de 15% helling van zo-even geschreeuwd.

Meer kan ik niet.

Dan wordt het plotseling stil op de Route des Bordères en neemt de rust de regie over. Arturo belt niet, Lars’ wijsvinger vliegt over de telefoon, B100 wordt opgenomen door het geluid van de oorverdovende stilte.

Het is het grind. Het zijn de banden die knarsen. Het is het geluid van knarsgrind. Het is wielermuziek.

Ik kan wel janken, zo gelukkig word ik ervan. Ik reed hier eergisteren zelf nog… vliegen wegslaand, vloekend, rochelend, zwetend. Ik reed vlak achter Lars. Steven en Arthuro waren al boven. Na ons volgde Arjan. Maar geen moment had ik me gisteren óp de fiets zo gelukkig gevoeld als nu ván de fiets… langs de Route des Bordères bij het aanzien en het aanhoren van mijn zwoegende fietsvrienden op het moment dat ik het geluid van knarsgrind gewaarword.

Bewustzijn is een raar ding. Vrijwel al mijn fietsvrienden zijn zich op de fiets bewust van hun omgeving, van hun hier en nu. Ze noemen dat genieten. In het hooggebergte of in de Hollandse polder wijzen ze naar de horizon. En genieten. Bij mij werkt het precies andersom. Ik fiets om het bewustzijn te vergeten. De schoonheid van de natuur ontgaat mij volledig als ik fiets. Op de fiets wil ik zo min mogelijk weten, zien, ervaren.

Iedere keer trap ik mijzelf bewust het onbewuste in.

Langs de kant van de Route des Bordères is het leven mooier. Voller. Ruimer. Overzichtelijker. Eindelijk ben ik tot nut. De laatste groepjes worden individuen. Ze fietsen krakend omhoog. Ze lachen. Zweten. Knerpen. Knarsen. Knarpen. Kraken. Maar gáán vooruit. Ze bedanken Lars en mij voor een duwtje in de rug. Ik complimenteer. Ik ren. Ik duw. Ik ren. Ik duw. Ik ren. Ik voel het plakkerige zweet van hun onderrug en hun billen op mijn handpalmen. En ik ren. En ik duw.

‘…ôhh dit is effe lekker…’

‘Kom op! Nog maar een klein stukkie! Hij gaat goed! Kutstukkie dit… nog effies…’

‘…dank je wel man… het gaat alweer…’

‘Hou vol!’

Soms verslik ik me in mijn emoties. Zó trots ben ik op die fucking helden die zichzelf omhoog worstelen de Col des Bordères op.

Omdat ik in mijn veertigjarige wielerbestaan niet in staat ben gebleken ooit trots op mijzelf te zijn, reflecteer ik mijn trotsheid op mijn fietsvrienden. Op allemaal. Niemand uitgezonderd. Voor slechts een tiende van hún fietsplezier, hun blijdschap en hun humor zou ik al tekenen. Na ondertekening van dat convenant zou ik als B100 door mijn walkietalkie afsluiten met “over en uit”. Met de bromstem van Arthuro.

Fietsplezier is een onbereikbare bergtop voor mij, maar sinds maandag 13 september 2021 heeft het geluid van fietsplezier in ieder geval een naam: knarsgrind.

 

De aftermovie van deze fietsdag van Arjan Smilde:

 

FOTOGALERIJ:

 

 

[KLIK OP EEN AFBEELDING VOOR EEN VERGROTING]

 

 

Lees/bekijk hier deel 7 van de Tourmalet Tales: De Zegening van de Bidon
Lees hier deel 8 van de Tourmalet Tales – Laat ons Dromen
Lees/bekijk hier deel 9 van de Tourmalet Tales – Wedergeboorte
Lees/bekijk hier deel 10 van de Tourmalet Tales – Mensen (voor en achter de schermen)
Lees/bekijk hier deel 11 van de Tourmalet Tales – De Zegening van de Fietsvrienden

 

 

-