Waar we die zaterdag 1 juni 1991 precies waren geweest valt niet langer te achterhalen. Het was middenin onze staptijd, dat staat vast, dus dat we die zaterdag 1 juni 1991 flink hadden doorgehaald is een fait accompli.

Voorpilsen bij Melief, spareribs eten bij Pincoff’s (Palm uit het vat, jukebox volgooien zodat de hele zaak kon meegenieten van het volledige Frampton Comes Alive album), dan naar rockcafé Le Vagebond of Bar-Bodega Cheers. In beide cafés waren we in toerbeurten zelf DJ, zodoende waren we iedere zaterdagavond verzekerd van de beste muziek. Namelijk de onze.

Weekend in, weekend uit. We draaiden rondjes van 30 blank, Henk Gemser kwam vingers tekort om onze scherpe rondetijden aan te geven.

De gevolgen van die ene zaterdag 1 juni 1991 weet ik nog goed, want zondag 2 juni 1991 kregen we mijn broer Ed niet te pakken. Ook hij had een kaartje voor de bekerfinale Feyenoord-FC Den Bosch.

We belden aan, bonkten op zijn deur, riepen zijn naam, maar zijn voordeur gaf geen teken van leven. Mobieltjes waren er nog niet, dus snelde ik mij naar huis om de extra set sleutels te halen die mijn ouders hadden (buffetkast, derde laatje bij het bestek).

‘Wat doen jullie hier nou?’, vroeg Ed stomverbaasd toen plotseling tien gasten in zijn woonkamer stonden. We zagen hem in eerste instantie niet, want hij stond achter de loodzware boekenkast gevuld met honderden elpees die overdwars in zijn huiskamer stond.

Er viel een korte stilte.

‘Jezus wat is hier gebeurd?’, vroeg Ed zich af, ‘die stond gistermiddag toen we weggingen nog gewoon op zijn plek tegen de muur.’

‘Kom op man, de wedstrijd begint al over een uurtje.’

Met een gigantische kater zat hij drie kwartier later zwaar bezweet in de Kuip. Op het voorplein had hij een Feyenoordpetje gekocht tegen de zon. Onder ons vak kochten we lauw bier tegen de nadorst. Ieder zijn eigen treetje, doorweekt karton klemvast tussen je schoenen.

Feyenoord won met 1-0. Wij knalden meteen na de finale de stad in, Ed ging direct naar huis. Total loss verklaard.

‘Mar weet jij eigenlijk nog wanneer ik voor het laatst in de Kuip een wedstrijd van Feyenoord heb gezien?’, vroeg Ed me donderdagavond jongstleden.

De teams van Feyenoord en Villareal liepen het veld op. Ik klapte mee op de rollende golven van het Hand in Hand. Ed bleef zitten en staarde naar het heilige veld waarop wij alle twee ooit met Overmaas een voorwedstrijd hadden mogen spelen. Met een beetje goede wil hadden de pikkies op het veld zomaar onze te jonge zonen kunnen zijn.

‘32 Jaar geleden Ed’, antwoordde ik, ‘Feyenoord-FC Den Bosch. 1-0. Goal Witschge. Je had een kater van hier tot aan Jericho.’

Ed grinnikte. Waarschijnlijk dacht hij terug aan het nog altijd onopgeloste mysterie van de verschoven boekenkast.

 

 

 

 

-