Op 24 mei 2021 wordt Bob Dylan 80 jaar. In aanloop naar deze mijlpaal zal ik iedere zondag tot aan zijn verjaardag een Geloofsbrief schrijven aan Bob. In zeven zondagse Geloofsbrieven ga ik op zoek naar mijn fascinatie voor deze levende legende.

 

Lees hier Geloofsbrief 1 – De Chinese Gong

 

 Rotterdam, zondag 18 april 2021

 


“I’ll say this,
I don’t give a damn about your dreams”
– Thunder on the Mountain (Bob Dylan )

 

Beste Bob,

 

Ik had je muziek ontdekt en wist meteen dat ik op jou wilde lijken. Onbegonnen werk natuurlijk, maar probeer dat maar eens aan een vijftienjarige in de zomervakantie van 1985 uit te leggen. Achteraf is het allemaal makkelijk lullen.

Ik wilde jou zijn.

Ik volgde jouw sporen zoals jij ooit als een maniak Woody Guthrie’s paden volgde. Sterker nog, het leek een beetje op stalken Bob. Ik kan nu al de krantenkoppen uittekenen die dadelijk jouw 80e verjaardag zullen omlijsten. Eigengereid. Eigenwijs. Uniek. Allemaal waar, maar uiteindelijk begon ook jíj met het volgen, vervolgen en vervolgens achtervolgen van een ander. Woody Guthrie was jouw rolmodel zoals jij de mijne was. Waar dat kopieergedrag van mensen vandaan komt Bob? Als sla je me lens. Stukje onzekerheid. Een spiegel zoeken? Of de spiegel juist ontlopen? Geef je bek maar een douw. Jij bewonderde Woody in die mate dat je hem vlak voor zijn overlijden in New Jersey bezocht, je schreef als hem en je zong als hem. En, nou komtie, je werd geloofd. Niet onbelangrijk als je hoog van de toren wilt blazen.

 

 

Goed.

Het bleek als puber een hels karwei om jou(w leven) te kopiëren en dus besloot ik me maar te beperken tot jouw manier van zingen, gitaar- en mondharmonicaspelen. Toen ik je eenmaal zag en hoorde spelen wist ik: dat wil ik ook. Je had de zeggingskracht van een profeet en de zelfverzekerdheid van een staatshoofd. Ik moest zo snel mogelijk een gitaar en een mondharmonica met zo’n beugel voor om je nek. En ik moest schrijven en zingen als jij. Met minder zou ik geen genoegen nemen.

Natuurlijk zijn er technisch begaafdere mondharmonicaspelers (neem een Toots Tielemans, Mickey Raphael en Kim Wilson) en ja er zijn veel betere gitaristen (Eric Clapton, Stevie Ray Vaughan, Roy Buchanan) en natúúrlijk lachen jongens als Elvis Presley, Charles Aznavour en Bill Medley jou qua vocalen vierkant uit, maar toch… maar toch… er is maar één Bob fucking Dylan en die ene Bob fucking Dylan bestond nog niet totdat jij hem tot jezelf boetseerde, Bob. Als Auguste Rodin in zijn beste dagen.

Om met de mondharmonica te beginnen: dat ervoer ik als missie nummer één. Blazen als Bob. Dit wat suffe muziekinstrument bespeelde ik al veel eerder dan de bewuste zomervakantie waarin jij de Chinese gong had laten klinken. De mondharmonica is echt een muzikaal erfstuk dat, aan de Hendriks-kant, van generatie op generatie werd doorgegeven. Mijn vader kon fantastisch spelen Bob en hij had het op zijn beurt van zijn vader geleerd. Mijn Opa Hendriks was een Spookrijder-avant-la-lettre want, geloof het of niet, hij was fan van onze vriendjes uit Amsterdam. Een ongelofelijk eigenwijze man die op een mini-mondharmonica van amper vijf centimeter breed Hand in Hand Kameraden kon blazen. Dat dan weer wel. Hij kon ook een chromatische mondharmonica bespelen (da’s mij nooit gelukt en mijn vader evenmin) en hij verstond de techniek om zijn tong te laten dansen langs de gaatjes van zijn mondharmonica.

Als mijn pa over die techniek praatte kreeg hij tranen in zijn ogen.

Mijn vader had een heel zwierige musette-achtige stijl. Heel anders dan die bijtende haast snauwerige stijl van jou. Zijn spel klonk als een accordeon. Vooral als hij Save The Last Dance For Me speelde. Hij speelde altijd met zijn ogen dicht Bob. Het waren de enige momenten dat hij het toestond dat zijn haren uit de scheiding vlogen. Nou ja toestond… het overkwám hem eerder, want als hij mondharmonica speelde vergat hij alles.

Mijn stijl lijkt niet op de jouwe. Ik hang een beetje lafjes tussen Bruce Springsteen en Neil Young in, Bob. Jouw stijl is fenomenaal. Die rare korte en volstrekt overbodige zuchtjes in Desolation Row en Gates of Eden maakte je ruimschoots goed met de adembenemende solo’s in Every Grain of Sand en in It Ain’t Me Babe (uitvoering van het Real Live album 1984), om er maar een paar te noemen.

 

 

Dan je gitaarspel.

Als achtjarig pikkie draaide ik elpees van ACDC, Status Quo, Ten Years After en Pat Travers grijs. Pas toen ik jou, je Zoon Bruce en je stiefbroer Neil Young hoorde (ik zal een jaar of tien zijn geweest), begreep ik dat hardrock leuk was, maar niet meer dan leuk.

Ik wilde als een echte singer-songwriter gitaarspelen louter om mijn zang (lees mijn formidabele teksten die niemand mocht lezen) te ondersteunen. Liedjes moesten iets te zeggen hebben, dat voelde ik aan mijn water. Ik leerde op dertienjarige leeftijd gitaarspelen van mijn boomlange buurjongen Edward. Hij lachte altijd, die gozer. Met van die dichtgeknepen ogen. Ik snap mensen nooit die constant vrolijk zijn. Ik ben er jaloers op. Edward woonde op de eerste. Wij op de vijfde. Als de wind gunstig stond konden we op de galerij de muziek van Kuipconcerten horen.

Enfin, ik kreeg van Edward oefeningen om van G naar E-mineur te glijden en van C naar A-mineur. Hij liet me glimlachend weten dat ik het al heel goed deed. Dat had ik nodig. Ik wist meteen dat ik artiest zou worden. Mijn eerste gitaar was een Spaanse klassieke gitaar met nylonsnaren. Mijn ouders hadden het goed bedoeld, maar die wilde ik niet. Ik wilde een countrygitaar die als de jouwe klonk. Dat werd een paar jaar later een roodbruine Ibanez-gitaar. Pas toen kon ik mijzelf serieus nemen.

Hoe vaak ik niet ben begonnen aan die fucking fingerpicking-stijl van Don’t Think Twice, It’s All Right… echt Bob je wilt het niet weten. Onbegonnen werk. Eigenlijk leek je gitaarspel veel op je onnavolgbare mondharmonicaspel. Alle beginnende gitaristen wilden in die tijd Stairway to Heaven van Led Zeppelin, Whola Lotta Rosie van AC/DC of Layla van Derek & the Dominos kunnen spelen, maar ik wilde jóu nadoen Bob. Alleen jou. Ik gaf geen reet om die hypernerveuze ettertjes die hun vingervlugheid verwarde met gevoel voor muziek. Zij kozen voor volume, ik voor jou Bob. Maar het leverde slechts irritatie op omdat het mij niet lukte. Het was niet te doen.

 

 

Tot slot je stem.

Daarover raakt de goegemeente niet uitgesproken. De metaforen zijn niet van de lucht als popjournalisten, discjockeys, critici, muziekwetenschappers en échte kenners jouw stem trachten te beschrijven. Een valse kat. Een vastgelopen motor. Een krijtje over een schoolbord. Een dronken zeeman. Een dorstige landloper. Nagels over een zinken emmer. Een zinkend schip. Een droge spons. Een jankende hyena. Droog gekookte rijst. Een loopse teef. Een slechte Tom Waits imitatie. Een verroeste kettingzaag. Een kotsende kroegloper. Een verkouden wasbeer.

Je kon en kunt er helemaal niets van Bob, als we de kenners serieus moeten nemen. Je stem valt dan ook met ook niets of niemand te vergelijken. Niet qua stijl, noch qua frasering, kleur, intonatie en timbre en dat maakt de pers nerveus. Ze weten zich geen raad, want je past in geen enkel hokje. Je spot met alle wetten die zij ooit geschreven hadden. Je hebt een aardige onoverzichtelijke bende van jezelf gemaakt Bob. Je bent nooit te grijpen geweest en juist daarom houd ik zo intens veel van je. Zo, da’s eruit. Het kan maar gezegd zijn.

In de beginjaren, na de welbekende Chinese Gong, draaiden we jouw album Real Live dus echt he-le-maal grijs. Wij, mijn broer en ik, waren lyrisch over je “schijt aan alles” manier van zingen. We vonden het geweldig hoe je de klemtoon lukraak op woorden leek te leggen om het meezingen van het publiek onmogelijk te maken. Uitzondering dáárop was dan wel weer dezelfde uitvoering van It Ain’t Me Babe waarover ik het al eerder had. Daarop hoor je een vol Londens Wembley stadion meegalmen, maar da’s uiteindelijk niets voor jou he Bob, dat meezingen van het publiek. Geen polonaise aan je lijf. Iedere andere artiest zou een moord doen voor zo’n bijval, omdat muziek nu eenmaal ook entertainment is. Maar daar heb jij mooi schijt aan, en da’s dan weer even irritant als bewonderingswaardig.

Het lijkt allemaal nergens op, maar dan in de meest letterlijke zin Bob.

Maar toch… maar toch…

Kortgeleden draaide ik Chimes of Freedom van het album No Direction Home: Bootleg 7. Het is de uitvoering van een optreden tijdens het Newport Folk Festival van juli 1964. Ik luisterde 8 minuten en 2 seconden lang gebiologeerd naar je en het emotioneerde mij Bob. Ik was tot tranen geroerd, je legde mijn tong lam.

Wat een zeggingskracht en wat een onvoorstelbare moed voor een jochie van net 23 lentes. Je kwam binnen alsof ik het voor de eerste keer hoorde (geloof me Bob, alleen déze uitvoering draaide ik hiervóór al honderden keren). Je stem klinkt als een stanleymes dat een oud stuk tapijt doorsnijdt. Alle woorden van Chimes of Freedom komen stuk voor stuk als mitrailleurvuur uit jouw strot tot de luisteraar. Chimes of Freedom is meer dan een protestlied. Het is de ultieme liefdesballade voor de vrijheid, een loflied voor de vrede en één grote middelvinger naar machtsmisbruikers in iedere hoedanigheid. Chimes of Freedom is de internationale hymne, het volkslied van de mensheid.

Als je zó feilloos gitaar en zó vlijmscherp de mondharmonica speelt en als je met zoveel zeggingskracht zingt, is er geen band nodig. Het maakt ieder extra instrument volmaakt overbodig. Ik voelde weer het vuur en de overtuiging waarom niets of niemand bij jou in de buurt komt. Je hebt een onaantastbare status.

 

 

Net als ikzelf hebben duizenden muzikanten zich gewaagd aan jouw zangstijl die jijzelf schiep en waarmee je bewust of onbewust een duivels dilemma creëerde: als je jouw liedjes speelt ben je haast verplicht te zingen áls Bob Dylan met de direct daaropvolgende constatering dat niemand anders als Bob Dylan kan zingen dan Bob Dylan zelf. Zoals ik al zei, je ontwierp je alter ego als kunstwerk.

En dus is de enige conclusie dat jij niet de kopiëren bent, of het moet een parodie zijn (maar dat is blasfemie in jouw geval). Maar het zal jou natuurlijk allemaal worst wezen Bob. Of wij, klootjesvolk, nu wel of niet jouw liedjes als jou kunnen spelen. Je hebt er schijt aan.

I’ll say this,
I don’t give a damn about your dreams.

Het is duidelijk Bob. Je bent de vleesgeworden Rock & Roll. En God wat houd ik van je, mijn verkouden wasbeer.

 

Tot volgende week Bob en groetjes,
Marco

 

 

Lees hier Geloofsbrief 3 – Jij Is Een Ander
Lees hier Geloofsbrief 4 – Groetjes van Mr. Jones
Lees hier Geloofsbrief 5 – Beeldenstorm
Lees hier Geloofsbrief 6 – In De Naam Van de Vader en De Zoon
Lees hier Geloofsbrief 7 – Slotakkoord

 

 

-